Tekst: Ileen Montijn Beeld: Spaarnestad Fotoarchief
landse adelstad bij uitstek. Meisjes uit de hoogste kringen werden hier geacht een even comfortabel als nietsdoend leven te leiden, met als belangrijkste bezighe- den visites, diners en het passen van de daarvoor benodigde japonnen. Daarbij mochten ze hooguit wat liefhebberen in de kunst, eventueel een beetje liefdadig- heid bedrijven – meer nuttige activiteiten waren jonge vrouwen, in afwachting van hun bestemming als echtgenote en moeder, niet toegestaan.
Vapeurs Sociaal hervormers, onder wie artsen en psychologen, zagen in dit gedwongen nietsdoen een belangrijke oorzaak voor psychische problemen, en de schrijfster van Hilda van Suylenburg was het met ze eens. Niet toevallig besluit de dappere Hilda – zelf ook een freule – aan het eind van het boek arts te worden en zich aldus nuttig te maken voor een betere wereld. Nieuw was het idee dat vrouwen uit
de hoogste kringen een speciaal soort zwakte hadden, overigens niet. Zelfs Belle van Zuylen leed er aan. Zij was geboren in 1740 als dochter van een Gel- derse baron van Tuyll van Serooskerken, had vooruitstrevende ideeën en corres- pondeerde met schrijvers en filosofen uit heel Europa. Maar ook deze ontwikkelde vrouw werd geplaagd door zenuwaan- doeningen en flauwtes, die in haar tijd de verzamelnaam vapeurs kregen. Die traden volgens haar biografen speciaal op in tijden van grote spanning, waarin Belle zich beklemd voelde door de strikte sociale conventies waaraan zij was on- derworpen. Of dienstbodes of melkmeiden weleens
aan vapeurs leden is natuurlijk niet te zeggen – maar het is niet waarschijnlijk dat dat in hun zware levens zelfs maar tot de mogelijkheden behoorde. Dat vrouwelijke zwakte bij de adel zo
geaccepteerd was, hield ook verband met ideeën over ridderlijkheid, die vooral adellijke jongetjes met de paplepel wer- den ingegoten. Vrouwen waren nu een- maal onmisbaar bij het voortbrengen van (adellijk) nageslacht, en dienden alleen al daarom beschermd te worden. Des
te erger was het als een heer zwakheid toonde. Lichamelijk ongemak diende stoïcijns te worden ondergaan – waarbij in de eerste plaats moet worden gedacht aan verwondingen op het slagveld, want vechten voor vorst en vaderland was vanouds een belangrijke (zo niet de belangrijkste) roeping voor een edelman. Een karikaturaal beeld daarvan geeft de beroemde anekdote, overgeleverd door Walter Scott, uit de slag bij Waterloo
Academie. In zijn eerste jaar bleef hij zitten, en op 18 maart 1888 pleegde hij zelfmoord met een pistool. In de familie werd later nimmer over hem gesproken. Mogelijk speelde nog iets anders een
rol bij Otto’s wanhoopsdaad: homosek- sualiteit, toen nog beschouwd als een ziekelijke afwijking, en een onuitspreke- lijke schande in deze kringen. “Zoiets komt in onze kringen niet
voor”, kreeg jonkheer Floris Michiels van
als respectabele adellijke aandoening beschouwd
Alleen jicht werd
in 1815. Lord Uxbridge wordt getroffen door een kanonskogel, en roept tegen de aanvoerder, de hertog van Wellington: “By God, sir, I’ve lost my leg!” Wellington roept terug: “By God sir, so you have!”
Afwijking Ook in vredestijd stonden adellijke heren bloot aan bijzondere gevaren: zo kwamen ongelukken bij de jacht, dat adellijke tijdverdrijf bij uitstek, veel voor. Natuur- lijk, ook drijvers en jachtopzieners zullen weleens door een verdwaalde kogel zijn getroffen – maar dat hoorde bij het risico van hun werk, en er werden minder woorden aan vuil gemaakt. Ernstiger, ja volstrekt taboe voor een
edelman, was geestelijke zwakte. Zwaar- moedigheid, gebrek aan levensdrift – wat wij depressie noemen – was in het adel- lijke milieu misschien nog moeilijker te dragen dan elders. Er zijn verhalen overgeleverd waarvan wij achteraf wel moeten denken dat er depressiviteit in het spel was. Wie weet wat er schuilging achter de dood van de jonge Otto Leopold graaf van Limburg Stirum, de broer van de latere, om zijn scherpte gevreesde gou- verneur-generaal van Nederlands-Indië? Otto werd in 1886 na een strenge selectie toegelaten op de Koninklijke Militaire
Kessenich nog in 1970 van zijn vader te horen toen hij hem vertelde dat hij homo was. (Floris ontwikkelde zich desondanks tot een fameus homoactivist.) Vreemd genoeg gold dat taboe ook voor
sommige echte, wijdverbreide ziekten: zo vertelt jonkheer Marinus van der Goes van Naters in zijn Herinneringen dat zijn broer in 1944, nog vrij jong, aan tbc is overleden, maar dat hun ouders dat stelselmatig verzwegen – waardoor de infectie vrij spel had in hun omgeving. ‘Bij ons soort mensen bestaat dat niet’, meenden zij. Sterven op het slagveld, jachtongeluk-
ken: dat waren nette adellijke doodsoor- zaken. Tbc daarentegen was iets voor armoedzaaiers. Slechts één ziekte die een edelman kon treffen, is vanouds als respectabele adellijke aandoening beschouwd: jicht. Die pijnlijke kwaal werd vroeger in verband gebracht met het eten van lang afgehangen (‘adellijk’) wild en het drinken van oude wijnen. Dat waren dan ook zaken waarvoor ‘ons soort mensen’ zich nooit heeft gegeneerd.
Ileen Montijn is historicus en auteur van Hoog geboren, 250 jaar adellijk leven in Nederland, dat in 2012 verscheen bij uitgeverij Contact.
ArtsenAuto juni 2013 039
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100 |
Page 101 |
Page 102 |
Page 103 |
Page 104 |
Page 105 |
Page 106 |
Page 107 |
Page 108