15
niks gemerkt?’, vraagt hij, enigszins wanhopig klinkend. ‘Niks. Sterker nog, ik heb in tijden niet zo goed geslapen. De laatste keer dat ik zo goed heb geslapen was …’
Na die week dat zij en haar peloton gemiddeld zo’n vier uur per etmaal hadden kunnen slapen. Zijzelf had ook nog eens een nacht overgeslagen, zodat haar mensen een keer konden blijven liggen. De hele week was een uitputtende exercitie van rijden en stilstaan en achter het stuur zitten en voorbereid zijn op alles. Loodzwaar, ook voor haar, maar als konvooi- commandant had zij tenminste een chauffeur gehad. Terug op het kamp had ze struikelend van vermoeid- heid haar prefab opgezocht, het NIET STOREN-bordje aan de deur gehangen en alle rolluiken laten zakken. Ze had zich met kleren en al op bed laten vallen en een gat in de volgende dag geslapen. Tot de ontploffing haar wekte.
‘Nachtmerries?’, klinkt de stem van haar huisarts. Afwezig schudt ze van nee. Ze was gisteren bij het opruimen van haar kast haar blauwe baret tegengekomen. Ze had hem opgezet, gewoon om te zien of hij haar nog stond. Het was alsof het verleden haar omarmde. Ze had zichzelf in de spiegel bekeken en teruggedacht aan
Herinneringen kwamen dwars door tijd en ruimte aangevlogen
de ontploffing die haar wekte. Puin ratelde tegen de rolluiken. Instinctief had ze zich op de vloer laten vallen en was ze onder haar bed gerold. Herinneringen vulden haar hoofd. Ze kwamen dwars door tijd en ruimte aangevlogen, schijnbaar uit het niets. Daar op de vloer gelegen leefde en beleefde ze haar hele leven opnieuw. Alleen deze keer maakte ze alles bewust mee, te beginnen met haar geboorte, die koud en nat was en helemaal niet zo prachtig als haar moeder altijd beweerde. Familie. Vrienden. School. Verliefd. Vakanties. In haar verstreken uren, dagen, maanden, jaren. Ze herinnerde zich alles. Ze strekte haar hand uit, pakte haar baret, die op de grond was gevallen, en had het kledingstuk vastgehouden zoals een drenkeling zich aan een stuk wrakhout vastklampt. En onder dat bed, in dat verre land, voelde ze zich ontzettend klein worden. Een soort klein dat zich niet laat vatten in
leeftijd of centimeters. ‘Hoe staat het met uw eetlust?’, probeert haar arts nog, maar ze weet: hij kan haar niet helpen. Ze laat zich van haar stoel glijden, vraagt of hij haar uit wil laten.
In de slaapkamer kijkt ze onder het bed en daar ligt ze. Zachtjes ademend, vredig slapend, de baret als een knuffel tegen haar borst geklemd. Ze hoeft nauwelijks te bukken om ernaast te gaan liggen. Met haar kleine lichaam nestelt ze zich in de armen van het grote lijf. Ze ruikt haar eigen lichaamsgeur, voelt hoe haar borstkas op en neer gaat. Ze neemt het ritme van de ademhaling over en niet veel later slaapt ze.
RY
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100 |
Page 101 |
Page 102 |
Page 103 |
Page 104 |
Page 105 |
Page 106 |
Page 107 |
Page 108