‘Moet dat meisje mijn koe opereren…?’
Met getut met zieke beestjes heeft ze niet zoveel. Met veehouders begeleiden des te meer. ‘Of je nu man bent of vrouw, je zult je werk goed moeten doen’, stelt Annemiek Veenkamp nuchter vast. TEKST WICHERT KOOPMAN
nderen hadden het misschien wel eerder door dan zijzelf. Annemiek Veenkamp (45), dochter van een akkerbouwer in de Wieringermeerpolder, tutte als jong meisje niet met kleine huisdieren. Maar ze volgde met interesse de ontwikkelingen in de agrarische sector, verzorgde met plezier haar pony’s en paarden en was geboeid door de medische wereld. ‘Pas tegen het einde van het vwo ging ik zelf nadenken over een vervolgopleiding’, herinnert Annemiek zich. Het werd diergeneeskunde. Met het idee dat het voor een meisje misschien niet helemaal logisch was om voor een carrière als veearts te kiezen, was ze helemaal niet bezig. ‘Ik vond het gewoon een interessante studie.’
A Net iets meer je best
Haar eerste baan vond Annemiek bij een praktijk in Bra- bant. Ze begeleidde professionele varkenshouders en melkveehouders, maar ook hobbyboeren met vleesvee. Annemiek herinnert het zich nog goed. ‘Als ik voor de eerste keer bij hen op het erf kwam voor een keizersnede, waren ze vaak wat terughoudend. Ik zag ze denken: moet dat meisje mijn koe opereren?’
Een beetje spannend vond ze het als twintiger wel. Maar vooral ook uitdagend. ‘De boeren merkten gauw dat dit meisje zich wel redt’, vertelt Annemiek nu met een glim- lach, om er serieus aan toe te voegen: ‘Misschien moet je als vrouw in dit vak in eerste instantie net iets meer je best doen. Maar of je nu man bent of vrouw, je zult je werk goed moeten doen om je als dierenarts te bewijzen.’
Karakters bepalen klik Voordat de inmiddels ervaren Annemiek bij Arend Heida in Lelystad aan de kantinetafel aanschuift voor de koffie, tapt ze geroutineerd nog even bloed bij een vijftal pinken. Ze komt al zo’n vijftien jaar met grote regelmaat op het erf bij de melkveehouder met 220 koeien. De laatste jaren vooral voor de maandelijkse bedrijfsbegeleiding. Na vier jaar verruilde de jonge dierenarts het Brabantse platte- land voor de ruimte van de Flevopolder. ‘Hier kon ik me specialiseren in het werk op professionele melkveebedrij- ven. Dat vind ik toch het allermooist’, vertelt ze.
Arend bekent dat ook hij wel heel even moest wennen aan het tengere meisje als dierenarts. Daar is nu niets meer van te merken. ‘Ik had snel door dat Annemiek heel wat mans is’, vertelt de veehouder. ‘Ze is handig, houdt van aanpakken en durft te zeggen waar het op staat’, spreekt hij zijn waardering uit. ‘Ze komt met goede plan- nen en als de uitvoering dreigt te verslappen – ik ben niet zo van de protocollen – dan houdt zij me bij de les.’ ‘Nee, het klikt niet met alle veehouders zoals met Arend’, vertelt Annemiek. ‘Veehouders begeleiden bij het verbete- ren van de diergezondheid is een belangrijk onderdeel van ons werk. Vaak komt het daarbij aan op overtuigings- kracht’, verklaart ze. ‘Sommige mannen – het aantal vrouwen dat in onze praktijk de dagelijkse leiding op een melkveebedrijf in handen heeft, is nog op de vingers van één hand te tellen – vinden het lastig om advies van vrou- wen te accepteren. Maar,’ haast ze zich eraan toe te voe- gen, ‘ook mijn mannelijke collega’s werken met de ene veehouder prettiger dan met de andere. Uiteindelijk draait het erom of karaktereigenschappen passen.’
Wie niet sterk is…
De laatste jaren is het aantal meiden dat diergeneeskunde studeert, veel groter dan het aantal jongens. ‘Ik zou het geen goede zaak vinden als veearts een vrouwenberoep zou worden’, verklaart Annemiek. ‘Een gemengd team van mannen en vrouwen haalt de beste resultaten’, er- vaart ze in de huidige praktijk van DAP Flevoland. Annemiek wijst erop dat vrouwelijke dierenartsen voor sommige werkzaamheden fysiek in het voordeel zijn ten opzichte van mannen. ‘Schapen verlossen gaat gemakke- lijker als je handen kleiner zijn’, geeft ze als voorbeeld. ‘Natuurlijk moet ik als dierenarts ook wel eens lichame- lijk zwaar werk doen. Een koe met een slag in de baar- moeder verlossen is best pittig’, erkent ze. ‘Maar ik ben dan misschien niet zo sterk als de gemiddelde man, ik sport wel veel en ben fysiek fit. Bovendien is handigheid en ervaring bij dit soort klussen minstens zo belangrijk als brute kracht. En ten slotte is de veehouder er bijna altijd bij. Als het even kan, probeer ik hem het zware werk te laten doen…’, bekent ze met een lach. l
veeteelt DECEMBER 1/2 2017 49
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98