Ooggetuige VETERAAN DIE VADER IN INDIË TEN GRAVE DROEG DIEP GERAAKT BIJ NAMENLIJST ROERMOND
‘Ik huilde toen de minister sprak’
Na de Tweede Wereldoorlog wilde Jan Janszen zich aanmelden om mee te helpen Indië onder het Japanse juk vandaan te halen. Op zijn 18e stapte hij aan boord van een troepentransportschip op weg naar Indië. Na de tweede politionele actie kreeg hij het vreselijke bericht dat zijn vader in Indië omgekomen was. Zijn thuiskomst was daardoor ontzettend verdrietig. Vorig jaar ging hij voor het eerst naar de Indië- herdenking in Roermond. “Ik ben wel vier, vijf keer terug naar die zuil geweest om de naam van mijn vader op het monument te bekijken.”
Door: Gielt Algra W 40
ordt marinier, 50 technische vakken, opleiding in Ame- rika.’ Jan Janszen
(87) kent de slogan die hem deed besluiten zich bij de mariniers aan te melden nog goed. En hoewel er van de belofte in de leus niet veel overbleef voor hem, kan hij er wel om lachen. “Toen ben ik munitie- drager geworden, dus ik had een knap vak”, aldus Janszen, die ook de opleiding in Amerika aan hem voor- bij zag gaan. Het werd, nadat ook Groot-Brittannië niet doorging, een kazerne in Bergen op Zoom. Daar werden ze opgeleid door mariniers die tijdens de oorlog in de Irene Brigade hadden gediend. “Die waren zelf geloof ik in de 25e landing geko- men. Maar dat waren wel de binken en die knepen ons af”, vertelt hij over deze periode. Janszen had zich al meteen na de oorlog, toen hij nog 16 was, willen aanmelden. Hij en zijn vrienden
januari-februari 2017
waren in zijn woorden fanatiek geweest om mee te helpen Indië onder het Japanse juk vandaan te halen. Hij kon echter nog geen oor- logsvrijwilliger worden: “Dat was aan leeftijd gebonden.” Wel waren er kansen bij de mariniers en op 16 juni 1946 zou hij op de jonge leeftijd van 17 jaar daar opkomen. Hij stapte aan boord van het troepentrans- portschip in maart 1947. Hij was in februari van dat jaar 18 geworden.
Acties Van de tocht naar Indië weet hij niet meer zoveel, behalve dat ze vooral “bezig werden gehouden”, maar hij kan nog wel smakelijk vertel- len over het passeren van een stuk Suezkanaal waar allemaal Britse militairen met hun vriendinnetjes lagen te zonnen aan de waterkant: “Al die jonge kerels naar één kant, maar toen werd er omgeroepen dat we terug moesten en ons moesten verspreiden. De boot ging een beetje
schuin hangen, want alles liep naar die meiden te kijken.” Vier weken duurde de reis uiteinde- lijk, maar alhoewel ze “blij waren van die boot af te zijn”, werd het wel een erg snelle overgang voor Janszen en zijn kameraden. Als aanvulling werden zij verdeeld over de al inge- zette marinierseenheden bij Soera- baja en Janszen kwam als enige terecht bij een mitrailleurpeloton. “Je kon gelijk aan de bak”, vertelt hij. “We lagen bij die spoorlijn en een paar honderd meter verder lagen die Indische jongens.” Hij moest snel aan van alles wennen, zoals de typische geluiden van de jungle en de lichtgevende vliegjes, en dat viel niet mee. “Je schrok overal van.” Dit ‘wennen’ was ook noodzakelijk, want het ‘echte werk’ stond op het punt te beginnen. Ze waren er al een paar weken op voorbereid en al spoedig begonnen zij aan de eerste politionele actie. Janszen legt uit hoe hij in het begin de geluiden van
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65