TEELT ▶▶▶ GEWASBESCHERMING ▶▶▶ BIODIVERSITEIT
Tracer en het effect op ‘nuttigen’
In de praktijk bestaat het beeld dat Tracer een negatief effect heeft op nuttige insecten. Dat beeld ligt volgens Corteva veel genuanceerder. De fabrikant onderbouwt dat met onafhankelijk onderzoek. De resultaten dienen vooral als achtergrondkennis bij de middelenkeuze bij IPM.
VAK | door Stan Verstegen “D
e impact van een middel op nuttige insecten en natuurlijke vijanden zit hem niet alleen in de ei-
genschappen van het middel”, merkt Rien Bos van Corteva op, en hij geeft een voor- beeld. “Tracer (werkzame stof spinosad) heeft een effect op sommige soorten roof- mijten wanneer die direct in contact ko- men met de spinosad. Alleen moet die roofmijt dan ook in het gewas aanwezig zijn en in contact komen met de spuitvloei- stof. Áls die roofmijt er zit, dan is dat van nature aan de bladonderkant en daarom zal er niet snel direct contact zijn met de spuitvloeistof. Ook ‘eet’ een roofmijt niet van het blad, dus ook daarom kan die niet met de werkzame stof in contact komen.” Dat ‘niet in contact komen’ met nuttige in- secten (‘nuttigen’) geldt ook tijdens een trayplaatbehandeling bij koolplanten. Omdat het middel vervolgens via de wor- tels en de vaatbundels wordt opgenomen, komen ze ná zo’n behandeling ook niet met het middel in aanraking. Iets wat bij rupsen, bladluizen of trips wel gebeurt.
Gewasbehandeling Ánders wordt het als het middel via een gewasbehandeling wordt toegediend. Bij een gewasbespuiting met het ook in bio- logische teelt toegestane Tracer wordt cir- ca 20% van het te bestrijden plaaginsect
36
gedood door direct contact en circa 80% door indirect contact. De voornaamste ei- genschap van Tracer is daarmee niet de direct dodende werking, maar de indirec- te werking via vraat. Dat speelt ook bij het effect op nuttigen. Nuttigen zullen niet via vraat alsnog door de indirecte werking ge- dood worden.
Effect op belangrijkste nuttigen Tegen bladluizen in buitenteelten zijn vol- gens Corteva de belangrijkste natuurlijke vijanden gaasvliegen, zweefvliegen, lieve- heersbeestjes en sluipwespen. En verder, voor zover bekend, kortschildkevers en soldaatjes.
De belangrijkste nuttigen ter bestrijding van trips zijn in de buitenteelten de bo- demroofmijten Hypoaspis aculeifer en Macrocheles robustulus, de larven van de gaasvlieg Chrysoperla carnea en de larven van het lieveheersbeestje (onder andere Adalia bipunctata). “Uit onafhankelijk on- derzoek van het Belgische IPM Impact blijkt dat het dodelijke effect van Tracer in klasse 1 zit. Dat betekent in de praktijk een doding van 0 tot 25% van de aan- wezige nuttigen. Voor synthetische pyre- throïden is dat klasse 4 met een doding van 75 tot 100%. Alleen voor de larven van de gaasvlieg geldt klasse 2 met een doding van 25 tot 50%”, stelt Van Damme vast. “Enkele andere onderzochte insecticiden zitten deels in dezelfde klasse als Tracer, maar ten aanzien van een van de ge- noemde bodemroofmijten zitten die in klasse 2.” Het onderzoek naar het effect van Tracer op adulten van Macrocheles loopt nog bij IPM Impact.
Na een trayplaatbehandeling kunnen nuttige insecten zeker niet in contact ko- men met Tracer, omdat het middel via de wortels en de vaatbundels wordt opge- nomen door de plant.
▶ GROENTEN & FRUIT | 7 mei 2021
FOTO: JOOST STALLEN FOTO: CORTEVA
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48
