search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Leesbevordering | 23


geven aanwijzingen over de mate waarin leerlingen leesvaardig zullen worden. Een beperkte mondelinge taalvaardigheid en beperkte woordenkennis in de kleutergroep duiden op mogelijk toekomstig leesproblemen. Ook het fonemisch bewustzijn en letterkennis spelen een voorwaar- delijke rol voor het leren lezen.


Het belang van preventie is groot. Wanneer er vroegtijdig, dus al in de kleutergroep, aanvullende interventies worden geboden leidt dat tot een afname van het aantal kinderen met leesproblemen (zie de rol van Bouw!) en voorkomt dat vroegtijdige aantasting van het zelfbeeld van kinderen. ‘Wacht niet af bij leerlingen die zwak zijn in de hoop dat het probleem zichzelf oplost’, adviseert Vernooij. ‘Dat soort risico’s moet je met kinderen niet nemen. Voor je het weet is het zelfvertrouwen aangetast! Preventie in groep 2 zorgt voor een goede leesstart in groep 3.’


Het leren lezen in groep 3 is cruciaal voor de toekomst van kinderen. Besteed veel aandacht aan automatisering van het leesproces. Het fundament voor begrijpend lezen wordt gevormd met het leren vloeiend lezen in groep 3 en 4. Alleen leerlingen die inspanningsloos kunnen lezen, richten hun volle aandacht op de inhoud van de tekst. Dit vloeiend lezen moet wel onderhouden worden. Door gebrek aan oefenen kan de ontwikkeling van leesvaardigheid stagneren en afnemen, wat negatieve effecten voor onder meer het plezier in lezen heeft.


‘Vrijetijdslezen is de drijvende kracht achter geletterdheid en taalvaardigheid’


Werk aan woordenschat


en tekstkennis Als lezer moet je er heel wat voor doen om een tekst te begrijpen. Begrip hangt niet alleen af van leesvaardigheid, maar ook van kennis van grammatica en woordenschat. Om een tekst volledig te begrijpen is het nodig om zo'n 95% van de woorden van de tekst te kennen.


Veel methodes die gericht zijn op leesbegrip blijken onvoldoende te werken. Ze zijn volgens Vernooij niet goed geschreven en te vaak eenzijdig gericht op leesstrategieën. Ook ontbreekt een doorgaande lijn waarbij teksten steeds complexer worden. Teksten in schoolboeken voor de zaakvakken belemmeren soms zelfs het leesbegrip. Ze hebben vooral korte zinnen zonder duidelijke samenhang door verbindingswoorden en dat staat tekstbegrip in de weg. Een ander belangrijk punt is een goede verdeling van tekstgenres. Eigenlijk zou elke school in alle groepen - ook in de onderbouw - moeten zorgen dat zowel verhalende teksten als informatieve teksten in min of meer gelijke mate worden aangeboden. Informatieve teksten helpen om de woordenschat uit te breiden en de achtergrondkennis te vergroten.


Routinematig met teksten


omgaan Leesonderwijs wordt effectiever als een leerkracht expliciete instructie geeft, dus veel uitlegt en voordoet. Leerlingen profiteren van gestructureerd leesonderwijs, waarbij er een goede koppeling is tussen het wat - de leesinhoud - en het hoe in de vorm van instructie.


‘Leerlingen hebben, zeker bij lezen, doelgerichte instructie nodig. Dat leert hen hoe ze


met teksten moeten omgaan en de inhoud eruit kunnen afleiden’, legt Vernooij uit. ‘Het is belangrijk dat leerlingen leren hoe ze hun leesproces sturen, controleren en kunnen bijstellen. Routinematig met teksten omgaan houdt in dat de leerling zich bij elke tekst direct en continu vragen stelt. Vragen over het leesdoel, over de titel en over de betekenis van moeilijke of onbekende woorden. En: leerlingen moeten leren zich steeds af te vragen of ze het nog begrijpen.’


Lezen in de vrije tijd Vernooij ziet het als taak van


het onderwijs om kennis over te dragen naar de klas. Er is volgens hem een kenniscurriculum van groep 1 tot en met 8 nodig. ‘Een deel van de kinderen groeit op in een taalarme, kennisarme omgeving. Zij hebben de school nodig om een goede lezer te worden. Als leerlingen goede lezers zijn versterkt het leesproces het leerproces.’


Vrijetijdslezen is volgens onderzoekers Mol en Bus de drijvende kracht achter geletterdheid en taalvaardigheid. Hoe meer kinderen in hun vrije tijd lezen, hoe beter ze het blijken te doen bij begrijpend lezen. Vernooij onderstreept dit: ‘Een steeds groter percentage van het verschil in woordenschat is volgens de genoemde Leidse onderzoekers te herleiden tot dit vrijetijdslezen. En naast woordenschat neemt daardoor ook de achtergrondkennis toe.


Tot slot Het op orde krijgen van


begrijpend lezen kan een inspanning van enkele jaren zijn, want het is zeker geen quick fix. Maar voor een goede toekomst van de leerlingen is dit het allemaal waard!’


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44