Tips voor de inzet op school?
• Hoe meer je oefent in Bouw! met een leerling, hoe beter de leesresultaten zijn.
• In groep 2 zijn vooral de oefenfrequentie en het aantal weken dat geoefend wordt belangrijk. Begin dus op tijd met oefenen (na de voorjaarsvakantie) en oefen regelmatig. Je kunt hierbij de voorgeschreven 3-4x per week aanhouden, maar hoe meer, hoe beter.
• Leerlingen met dyslexie in de familie gaan langzamer door Bouw! heen en hebben dus meer oefening nodig.
• Niet de oefentijd, maar de voortgang in Bouw! (dat is het aantal nieuwe lessen dat een leerling afrondt), is de belangrijkste voorspeller van de leesuitkomsten. Monitor dus niet alleen de oefenfrequentie, maar ook de voortgang. Verhoog indien nodig de oefentijd als leerlingen onvoldoende vorderen. Je kunt dit monitoren door het tempo in Lexipoort te volgen. Je kunt een richtlijn aanhouden van 6 lessen per week of 24 lessen per maand. Dit tempo is nodig op het programma midden groep 4 te kunnen afronden.
• Blijf zwakke lezers ondersteunen bij het leren lezen. Met sterke lezers (A- of B-score op de DMT midden groep 3) kun je eventueel stoppen met Bouw!.
blijkt dat zwakke lezers blijvend ondersteuning nodig hebben bij het leren lezen. Mogelijk kunnen goede lezers, de groep met een A- of (hoge) B-score, wel stoppen. Uit dit onderzoek blijkt dat dit in de praktijk vaak al gebeurt en dat het risico op terugval voor deze leerlingen klein is. Slechts 1 van de 78 leerlingen met A- of B-score (DMT M3) die stopten met Bouw! voor de afronding, zakte naar een D- of E-score in de periode E3-M5.
Resultaten op basis van het deel van de steekproef dat doorging met Bouw na midden groep 3.
Andere factoren: startniveau en dyslexie in
lezers gingen scholen door. Bij deze laatste groep is ook gekeken naar het effect van de oefenperiode in de tweede helft van groep 3. De resultaten voor deze groep kunnen we zien in de figuur ‘Effecten van oefentijd M3- M4’. Je ziet daar dat het oefenen in Bouw! in de tweede helft van groep 3 heeft geen extra effect meer had op leesaccuratesse en woordleessnelheid. Dit betekent dat het werken met Bouw! in deze periode geen extra impuls meer heeft gegeven aan de leesontwikkeling. Mogelijk heeft het feit dat de leerlingen doorgingen met Bouw!, er wel voor gezorgd dat ze niet gingen achterlopen (een onderhoudend effect). Er zijn een aantal verklaringen te bedenken waarom er geen extra effect was van de oefenperiode in de tweede helft van groep 3; • Leerlingen die doorgaan met Bouw! na midden groep 3 zijn de zwakkere lezers en het is moeilijker om bij hen effecten te
bereiken na midden groep 3.
• In dit onderzoek oefenden de leerlingen in de tweede helft van groep 3 in blok 5 tot 9, waar ze letters (bijv. ei, au, eu) en veelvoorkomende lettercombinaties (bijv. sch, nk, ooi, uw) leerden en oefenden met het lezen van eenlettergrepige woorden met begin- en eindclusters (kraai, speel, verf, mist). Er is veel overlap met de instructie in de klas, hierdoor vervalt het preventieve element van Bouw!.
• Mogelijk zou het preventieve karakter van Bouw! behouden blijven, als er meer voortgang in Bouw! wordt gemaakt, zodat de instructie in Bouw! voor blijft lopen op de instructie in de klas. Mogelijk is er dan wel een extra effect in de tweede helft van groep 3.
Het is daarom te vroeg om te concluderen dat je na midden groep 3 kunt stoppen met Bouw!. Uit eerder onderzoek
de familie Niet alleen de oefentijd is van invloed op de voortgang in Bouw! en daarmee op de leesvaardigheden, maar ook het startniveau en dyslexie in de familie.
Met het startniveau van de leerling worden de vaardigheden van een leerling bedoeld, voordat de leerlingen begonnen is met Bouw!, dus fonologisch bewustzijn en letterkennis midden groep 2. Een hoger startniveau zorgt ervoor dat een leerling vlotter door Bouw! gaat in groep 2 en daarmee hogere leesuitkomsten behaalt. Met dyslexie in de familie wordt bedoeld dat één van de ouders heeft aangegeven zelf een dyslexieverklaring te hebben of vermoedt dat hij/zij dyslexie heeft. Bij dyslexie in de familie behalen de leerlingen iets lagere leesuitkomsten. Ook gaan ze minder snel door Bouw! heen. Daardoor behalen ze nog iets lagere leesuitkomsten. Dit laatste kunnen we ondervangen door de voortgang binnen Bouw! te monitoren en indien nodig deze leerlingen extra te laten oefenen.
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44