Tekst: Katrijn van Berkum en Timo van Oosterhout
Tekst: Katrijn van Berkum en Timo van Oosterhout Beeld: ??
Juridisch 031
D Kanttekeningen bij Wibz
De Afdeling advisering van de Raad van State plaatst een aantal kanttekeningen bij het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz). Zo ontbreekt volgens de Afdeling een duidelijke probleemanalyse en wordt niet duidelijk gemaakt om welke vormen van niet-integer gedrag het gaat en in welke mate en bij welke zorgaanbieders dit voorkomt.
e regering wil met het wetsvoorstel Wibz de Neder- landse Zorgautoriteit (NZa), de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en externe
toezichthouders handvatten geven om zorgaanbieders aan te kunnen spreken op niet-integere bedrijfsvoering. Het wetsvoorstel is een aanvulling op het bestaande wettelijke kader, dat toeziet op de bedrijfsvoering in de zorg- en jeugd- hulp. De regering meent dat deze aanvul- ling noodzakelijk is omdat de bestaande governancecodes (waaronder de Gover- nancecode Zorg 2022) geen publiekrechte- lijke grondslag bieden voor toezicht door een externe toezichthouder op integere bedrijfsvoering of handhaving daarvan. De Afdeling plaatst een aantal kant-
tekeningen bij het wetsvoorstel. Zo ont- breekt bij de toelichting op het wetsvoor- stel een duidelijke probleemanalyse. Ook nu worden al wettelijke eisen gesteld aan
de wijze waarop zorg- en jeugdhulpaan- bieders hun zorg- en jeugdhulpverlening inrichten. Er is onvoldoende gemotiveerd waarom die eisen samen met de zelf- regulering via governancecodes niet toerei kend zijn om toezicht te houden en handhavend op te treden tegen niet-inte- gere bedrijfsvoering. Verder stelt de Afdeling dat in de toe-
lichting onvoldoende duidelijk wordt gemaakt welke vormen van niet-integer gedrag zich voordoen, bij welke catego- rieën zorgaanbieders dit het geval is en in welke mate. Duidelijkheid hierover is noodzakelijk, aldus de Afdeling, om te kunnen beoordelen of de regeling nodig is en of alternatieven denkbaar zijn. Ook adviseert zij draagkrachtiger te onder- bouwen waarom de regeling nodig is om toezicht te houden op integere bedrijfs- voering in de (jeugd)zorg. Daarbij wijst de Afdeling erop dat als publiekrechtelijk toezicht op de naleving
Gesjoemel met diploma’s
Het is te makkelijk om met een vals of ‘gekocht’ diploma aan de slag te gaan in de zorg. Dat schrijven de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie voor het Onderwijs (IvhO) in een verkenning.
Na een brandbrief van een groep anonieme zorgprofessionals over mogelijke misstanden in het opleiden in de zorg en fraude met diploma’s en cv’s startten de IGJ en de IvhO een verkenning om een beeld te krijgen van deze problematiek. In hun rapport Er is meer aan de hand, dat afgelopen maand verscheen, constateren de inspecties dat er ‘misstanden zijn met een divers karakter, varië- rend van gebruikmaken van bestaande mogelijkheden tot ondermijning’. Zo zou het te makkelijk zijn om met een vals diploma aan de slag te gaan in de zorg. Of met een
‘gekocht’ diploma, zonder dat iemand echt een opleiding heeft gevolgd of stage heeft gelopen. Volgens de inspecties speelt dit vooral in de wijkverpleging, verpleeghuizen, de geestelijke gezond- heidszorg, de jeugdzorg en de gehandicaptenzorg.
Senior jurist Katrijn van Berkum en advocaat Timo van Oosterhout zijn werkzaam bij VvAA Legal
van de governancecodes toch noodza- kelijk wordt geacht, er ook gekozen kan worden voor een regeling die voorziet in aanwijzing van de governancecodes die zorg- en jeugdhulpaan bieders moeten naleven. In het wetsvoorstel valt ook te lezen dat
er voorwaarden gesteld moeten worden aan winstuit keringen door middel van een algemene maatregel van bestuur. De Afdeling geeft aan dat het voor investeer- ders van belang is om vooraf te kunnen beoordelen of investeringen rendement opleveren. In dat kader is het van belang dat hoofd elementen van een regeling op het niveau van de wet geregeld worden. De Afdeling adviseert daarom in het wetsvoorstel te verduidelijken welke keuzes er met betrekking tot het stellen van voorwaarden aan winstuitkeringen worden gemaakt. Tot slot wijst de Afdeling op de propor-
tionaliteit van de voorgestelde bevoegd- heid voor de minister om de vergunning van een bestuurder of interne toezicht- houder te weigeren of in te trekken. Deze bevoegdheid is erop gericht niet-integere personen in het bestuur of als interne toezichthouder bij zorgaanbieders te weren of te stoppen. De Afdeling werpt de vraag op of het niet meer voor de hand ligt een regeling in te voeren die daarop toegespitst is.
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100