search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
014 Interview


de noodklok met een tekort aan 800 middelen. Wij zaten vorig jaar op bijna 2.300.” Sinds 1 januari is Prins ook president van de Europese koepel organisatie van apothekers (PGEU). In die rol voert hij gesprekken over mogelijkheden om Europa minder afhankelijk te maken van Azië. En over meer solidariteit tussen lidstaten op dit terrein. “Maar ik begrijp ook dat landen zeggen: leuk en aardig, maar dit krijg je als je voor een dubbeltje op de eerste rij wilt zitten.”


Compleet doorgeslagen Volgens Prins is Nederland ‘compleet doorgesla- gen in de focus op kosten en betaalbaarheid’. “Ieder is op zijn eigen manier aan het werk om zijn eigen taak uit te voeren, maar het complete plaatje wordt vergeten. Een antibioticumflesje kost hier 2,50 euro. In België 4,50 euro. Maar weet je wat een kind aan een antibioticuminfuus in het ziekenhuis kost? Voor twintig opnames kun je misschien wel 4.000 flesjes van 5 euro kopen. Ik vind het onbegrijpelijk dat wij niet in staat zijn om met een VWS-zorgbudget van 111 miljard euro de geneesmiddelenvoorziening gezond te hebben.” En nee, benadrukt hij, daar - voor hoeft echt het preferentiebeleid niet over- boord. “Iedereen lijkt te denken dat wij terug willen naar vóór 2007, toen apothekers nog in- kochten. Dat is niet haalbaar. Het gaat erom hoe we vanaf hier naar voren gaan met elkaar.” Wat Prins betreft zijn er twee oplossingsrichtingen: de markt concurrentiëler maken óf centrali- seren. “We moeten meer merken op de Neder- landse markt hebben om tekorten op te kunnen vangen. Óf we laten lekker de overheid inkopen. Ook prima. Zolang de middelen er maar zijn. Dat is het enige wat apothekers willen.”


Meest inclusief Het is dit jaar exact twintig jaar geleden dat Aris Prins uit de collegebanken kwam. Zijn interes- se voor farmacie werd aangewakkerd door de apotheker op de hoek, met wiens dochter hij het goed kon vinden. Bovendien was de geboren Hagenees gek op biologie en scheikunde. “Wat doen stofes met elkaar? Dat fascineert me. Wat dat betreft ben ik wel een nerd, zoals de meeste apothekers. Dat vind ik trouwens iets positiefs; die heeft de zorg nodig. Ik denk dat apothekers de meest inclusief, universitair opgeleide pro- fessionals zijn, want wij kijken niet naar sekse, kleur of geaardheid, maar naar mensen als een chemisch organisme.” In de afgelopen twee decennia heeft Prins het


beroep zien veranderen. “Toen ik in de openba- re apotheek begon, maakten we nog cassettes antibiotica en morfine. Toen zat onze meerwaar- de vooral in het bereiden. Nu 99 procent van de medicijnen machinaal wordt gemaakt, zit de meerwaarde van apothekers in medicatiebe-


CURRICULUM VITAE


Aris Jan Reinders Prins (1977) geboren in ’s-Gravenhage


1996-2004 farmacie,


Universiteit Utrecht 2004-2006


hospital pharmacist, A-, B-, C-grade,


Ninewells Hospital, Dundee, Schotland 2006-2012


openbaar apotheker, Apotheek Monster en Apotheek Poeldijk 2006-2015


voorzitter stichting Geluk en Vrijheid 2012-2019


beherend apotheker, Apotheek Poeldijk 2015-2018


adviserend apotheker, Zorggroep Eerstelijn, Naaldwijk 2015-2019


bestuurslid Landelijk


Openbare Apotheken, KNMP


2019-heden


voorzitter KNMP 2022-heden


ambassadeur stichting Geluk en Vrijheid 2022-heden


erelid U.P.S.V. ‘Unitas Pharmaceuticorum’ 2024-heden


president Europese


apothekersorganisatie PGEU


waking en in een meer zorgverlenende rol.” De KNMP-voorzitter wil dat die meerwaarde ‘nog zichtbaarder wordt’. “Op lokaal niveau kan iede- re apotheker het goed vinden met de huisarts. Maar als het formeler wordt, als het bijvoorbeeld gaat om gesprekken met de gemeente, dan wordt de apotheker niet automatisch uitgenodigd. Bijvoorbeeld omdat die, heel plat, niet in de reply- all-groep zit van een paar jaar terug. Zo werken die dingen. Dus moeten wij als apothekers zélf initiatief nemen. Als je niet bij die gesprekken zit, word je niet gemist. Maar als je erheen gaat, vindt niemand het raar dat je er bent. Het moet vanzelfsprekend worden dat de apotheker overal aan tafel zit.”


In de basis Wat hierbij zou moeten helpen, is de ‘Visie eer- stelijnszorg 2030’, die eerder dit jaar is vastge- steld door verschillende zorgpartijen uit de eer- ste lijn, waaronder de KNMP. In die visie maakt de apotheker onderdeel uit van de ‘basisopstel- ling’ van het wijkteam, samen met de huis- arts, de wijkverpleging en het sociaal domein. Noodzakelijk, noemt Prins dat, om dubbel werk te voorkomen en de afstemming te verbeteren. “Technisch dragen we goed over: recepten, inter- acties, nierfuncties delen huisarts en apotheker digitaal met elkaar. Maar de menselijke dingen vergeten we nog weleens. De medicijnbezorger parkeert nog regelmatig achter een lijkwagen.” Dat vraagt om toelichting. “Als er een recept binnenkomt voor twintig stuks morfine voor een palliatieve patiënt, dan levert de apotheek er niet twintig in één keer, maar bijvoorbeeld zes. En de volgende dag de rest. Maar als die patiënt die nacht overlijdt, wordt de apotheek niet standaard op de hoogte gebracht. Daarom is zo’n eerstelijnsteam zo belangrijk, want dit zit niet in systemen.” Prins vergelijkt zo’n team met de 4 x 100


meterestafette. “Alle sprinters lopen hun eigen honderd meter, maar ze lopen wel een klein stukje met de volgende mee, zodat ze snel en feilloos het stokje kunnen overdragen. Als dé medicatiespecialist hoort de apotheker echt thuis in dat eerstelijnsteam, maar óók vanwege de signaleringsfunctie. Die wordt nog weleens onderschat. Eenzame ouderen, de man wiens partner net is overleden, patiënten met een dement beeld, slachtoffers van huiselijk geweld; we zien ze allemaal aan de balie.”


Loslaten Terug naar die basisplek. Op papier heeft de apo- theker die dus nu te pakken, maar of dat naar de praktijk wordt vertaald, moet nog blijken. “Dat vraagt bereidheid van de verschillende zorgaan- bieders in de eerste lijn om de zorg anders in te richten”, zegt Prins, “en dat betekent ook losla-


<


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92