Tekst: Merijn de Boer Beeld: Loek Buter
Spiegel 039
Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor.
Granaatappel
Die nacht werd de ellendigste uit mijn (prille) leven
Hoewel ik vanwege mijn hypochondrie al menigmaal heb gedacht dat ik ernstig ziek was, heb ik tot nu toe in mijn leven eigenlijk weinig mee- gemaakt op medisch vlak. De enige keer dat ik écht iets had, geloofde niemand me natuurlijk. Op een donderdagochtend in 2014 werd ik wakker met buikpijn. De avond ervoor had ik couscous met granaatappelpitjes gegeten. Als ik had geweten welk risico er komt kijken bij het eten van een granaatappel, had ik dat nooit gedaan, natuurlijk. Maar ik wist toen nog van niks. Ik voelde me beroerd genoeg om niet te werken maar blijkbaar toch ook weer niet zo beroerd dat ik niet een paar uur door de stad kon wandelen. Ik kocht een haring, bezocht een boekhandel, dronk een kop koffie in de zon en liep daarna weer naar huis. Naar gewoonte informeerde ik een paar vrienden dat ik aan het lijden was – waarop uitsluitend lacherig werd gereageerd. “Ik heb misschien wel een blindedarmontsteking”, schreef ik. Jaja, haha, het zal wel. Sommige vrienden reageerden niet eens meer. Ik e-mailde mijn vriend Lodewijk die in China zat. Ook hem vertelde ik dat
Merijn de Boer (1982) is schrijver en woont in Tunesië. Hij won met zijn vijfde boek De Saamhorigheidsgroep de BNG Literatuurprijs 2021 en de Inktaap 2022. Hij heeft een wekelijkse column in Trouw.
ik dacht dat ik een blindedarmontsteking had. “Dat zou ik in jouw geval zeker niet willen uitsluiten”, schreef hij sardonisch terug. “Mijn voorgevoel zegt dat je vooruitzichten niet al te best zijn.” Kortom, ook hij vermaakte zich zeer over mijn hypochondrische geklaag. Mijn vrouw was voor haar werk in Brussel. We waren toen acht jaar samen en in die acht jaar zal ik haar zo’n zeven of acht keer angstig en met een bleek gezicht hebben gezegd dat ik hoogstwaar- schijnlijk een blindedarmontsteking had. Dus het was niet vreemd dat ze dacht dat ik me aanstelde. ’s Avonds had ik nog steeds buikpijn. Ik belde mijn vriend Arnout, MDL-arts in opleiding. Hij ken- de me ook al langer dan vandaag. “Ga lekker slapen. Morgen is het vast over.” Die nacht werd de ellendigste uit mijn (prille) leven. Ik kon niet langer dan vijf minuten in slaap blijven en begon bij het ochtendgloren ook nog eens ongeremd te braken. Met pijn en moeite sleepte ik mezelf de straat op en nam de taxi naar het OLVG-ziekenhuis. Terwijl ik lag te kermen, kwam de traumachirurg van dienst lachend naar mijn bed lopen. “Ik ken jou! Je was een huisgenoot van Joger en Adriaan, toch?” “Dat klopt”, bracht ik moeizaam uit. Hij wilde er een gezellig gesprek van maken maar daar was ik niet toe in staat. Na een echo en bloedonderzoek was ook hij van mening dat ik een acute blinde- darmontsteking had. Ik moest meteen geopereerd worden. Vlak voor ik de operatie kamer inging, vroeg de anesthesioloog: “Zeg jongen, wat doe je voor werk?” “Ik ben schrijver.” ‘Hoe heet je dan?’ Ik noemde mijn naam en de titel van mijn tweede boek. “Nooit van gehoord”, zei hij. Daarna rolde ik de nacht in.
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84