Tekst: Martijn Reinink
Financiën
Tegemoetkomingen voor medewerkers met geldzorgen
Om werknemers te compenseren voor de toegenomen kosten voor levensonderhoud zijn diverse cao’s in de zorg aangepast. Daarnaast hebben werkgevers meer ruimte om hun medewer- kers onbelast te vergoeden.
De lage en middeninkomens worden, uiteraard, het hardst getroffen door de stijgende energieprijzen en de aanhoudende inflatie. Acht op de tien zorg- en welzijnsmedewerkers maken zich zorgen over hun financiële situatie, zo bleek in november uit een onderzoek van ledenorganisatie PGGM&CO en Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Hun grootste zorg is of het nog wel lukt om rond te komen van het salaris. Om deze groep tegemoet te komen, heeft het kabinet diverse maatregelen ge- nomen. Zoals het verhogen van het wettelijk minimumloon per 1 janu- ari, van € 1.756,20 naar €1.934,40 bruto per maand. “Deze verhoging werkt door in alle aan het minimumloon gekoppelde regelingen”, legt VvAA’s werkgeversadviseur Jean-Paul van Bemmel uit. “Zo hebben ook ontvangers van een bovenminimale uitkering, bijvoorbeeld een loon- gerelateerde uitkering voor ziekte of werkloosheid, baat bij het hogere minimumloon.” Door deze verhoging moesten cao-partijen in de VVT-sector in decem-
ber tussentijds de cao wijzigen; er zijn salaristabellen aangepast en er is een nieuwe salaristabel opgenomen. Ook voor werknemers in de huis- artsenzorg is de loonparagraaf in de lopende cao aangepast. De lonen in de Cao huisartsenzorg zijn met ingang van 1 januari 2023 verhoogd met 4,35 procent in plaats van met 2,6 procent per 1 mei 2023, zoals eerder afgesproken was. Daarnaast is de eindejaarsuitkering in 2023 met 0,83 procent verhoogd. Voor praktijkhouders en andere werkgevers in de zorg leiden deze cao-aanpassingen direct tot fors hogere personeels- kosten, maar de loonstijgingen zijn in de NZa-tarieven verwerkt.
Naast de (verplichte) salarisverhogingen hebben werkgevers in 2023 meer ruimte om werknemers onbelast te vergoeden. Zo is de onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer gegaan, en is de vrije ruimte van de Werkkostenregeling (WKR) tijdelijk verhoogd van 1,7 naar 3 procent over de eerste € 400.000,- van de fiscale loonsom. “Onder deze vrije ruimte valt alles wat de werkgever buiten het salaris geeft en waar een privévoordeel voor de werknemer aan vastzit, zoals een bonus”, zegt Van Bemmel. “Met deze verruiming zijn werkgevers flexibeler om werknemers tegemoet te komen in de hogere kosten voor levensonderhoud. Let wel op: boven de vier ton blijft de vrije ruimte 1,18 procent. En bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt een werkgever 80 procent eindheffing.”
Ferdinand Wit is ledenadviseur en manager Beleggingen & Treasury bij VvAA
Verstandig verdelen
Als u over meer vermogen beschikt dan nodig als gezonde buffer, is dat op zich uiteraard heel plezierig. Maar dan heeft u mogelijk ook last van keuzestress. Wat te doen met vermogen dat u pas later nodig denkt te hebben, als aanvulling op uw pensioen of als toekomstig zetje in de rug voor uw erfgenamen en/ of nog te selecteren goede doelen? Voor mij is het evident dat de verdeling van uw surplus vermogen niet het besparen van belasting als centraal uitgangspunt zou moeten hebben. De juiste afweging begint met de termijn gedurende welke het vermogen nog niet nodig is en de hoeveelheid risico die u zich kunt veroorloven zonder dat dat uw nachtrust verstoort. Als het betalen van zo min mogelijk belasting het
criterium zou zijn, zou dat surplus vermogen vermoe- delijk volledig als banktegoed worden aangehouden, op bankrekeningen en/of deposito’s. Maar dan is het verwachte rendement na aftrek van inflatie, bijna gega- randeerd negatief. Voor vermogen dat pas over tiental- len jaren gebruikt gaat worden, is dat niet logisch.
Besparen van belasting níet als centraal uitgangspunt
Zulk vermogen zou gebaat kunnen zijn bij een verstandige verdeling over goed gespreid beleggen – bijvoorbeeld deels in een aandelenindexfonds met lage beheerskosten – en sparen. Er bestaat bijna geen beter moment om u daarin te verdiepen dan wanneer de beurzen een tijdje in mineur zijn geweest. De belastingdienst werkt toe naar een toekomst
waarin het werkelijke rendement belast gaat worden. Maar voorlopig wordt Box III-bezit nog enkele jaren ingedeeld in drie categorieën (banktegoed, schulden en overig bezit) met elk hun eigen tarief. In deze fase loont het niet om te beleggen in een geldmarktfonds dat rendeert als ‘banktegoed’, maar wel afgerekend wordt tegen het hoogste tarief van ‘overig bezit’. Als uw vermogensbeheerder wel geldmarktfondsen gebruikt, is het goed om daar eens een vraag over te stellen.
Laat u bij sparen/beleggen altijd goed adviseren.
Column 017
FOTO: SHUTTERSTOCK
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84