Tekst: Edo Dijksterhuis
037
op economisch, politiek en filosofisch vlak, zo toont het Teylers Museum in de tentoonstelling Jong in de 19e eeuw, waardoor het gezien kan wor- den als een spiegel van de tijd.
Doodsportret De emancipatie van het kind heeft haar wortels in de verlichting, in het bijzonder in het werk van Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). De Franse filosoof borduurde voort op de ideeën van zijn Britse collega John Locke die het als eerste waag- de de erfzonde in twijfel te trekken en te stellen dat de mens van nature niet goed of slecht is, maar geboren wordt als onbeschreven blad, een tabula rasa. Dat gaf een heel ander perspectief op opvoeding. Het temmen van ingebakken, ver- keerde driften werd vervangen door liefdevolle vorming. Rousseau zette deze maakbaarheidsge- dachte uiteen in Émile, ou De l’Éducation (1762): via verschillende ontwikkelingsfasen groeit iemand op van baby tot verantwoordelijk burger. Rousseau vond Émile zijn beste en waarde-
volste boek, maar bij verschijning werd het verboden en zelfs publiekelijk verbrand. Pas na de Franse Revolutie werd het omarmd als basis voor een nieuw soort onderwijs en vond het ook weerklank in ons land. In 1806 werd in de Bataafse Republiek de Schoolwet van kracht, die er onder meer voor zorgde dat kinderen les kregen in leeftijdsgroepen. Rond die tijd werden ook de grondbeginselen van de pedagogiek ge- formuleerd door onderwijspioniers als Friedrich Fröbel, die het spelenderwijs leren propageerde, waar ons woord ‘fröbelen’ van is afgeleid. In Engeland had de schilder Joshua Reynolds
al in 1788 Rousseau’s visie van kinderlijke onschuld verbeeld met The Age of Innocence,
een engelachtig meisje in een maagdelijk wit jurkje. Ook in Nederland maakten de vroegoude minimannetjes en -vrouwtjes plaats voor speel- sere kinderen. In het rond dezelfde tijd door Wybrand Hendriks vervaardigde Interieur met garenwinder zitten de hardwerkende ouders op de achtergrond, terwijl hun dochter zich vermaakt met een poesje. Trots en sentimentele vertedering – de roman-
tiek liet zich gelden – vormden de impuls voor de herleving van een ander genre, het doodspor- tret. Een vondst uit het zestiende-eeuwse Vlaanderen werd gerecycled als onderdeel van de kinderportrethausse, maar minder expliciet dan voorheen. Het jong overleden kind werd meestal herdacht met een getekende afbeelding als onderdeel van een familieportret. Uitzon- derlijk direct is het doodsportret dat Jan Adam Kruseman in 1830 maakte van de amper vijf maanden oude Arent van IJsendijk: met mutsje op en licht blozende wangetjes lijkt de kleine ge- woon te slapen. Kruseman maakte voor dit soort portretten gebruik van de toen net uitgevonden fotografie. Toen de Amerikaan George Eastman eind negentiende eeuw betaalbare camera’s met filmrolletjes op de markt bracht, kwam dit medium binnen bereik van het grote publiek en maakte het doodsportret weer een kortstondige bloei door. Waar met nieuwe technologie werd terugge-
grepen op een oude, formele stijlvorm, werd in de schilderkunst juist de bevrijding van het kind gevierd. Er was zoiets als kindermode ont- staan – het matrozenpakje van de in 1841 gebo- ren Britse prins Albert, de latere koning Edward VII, had de weg geëffend – en dat is goed te zien in bijvoorbeeld het portret dat Nicolaas Piene-
Van links naar rechts: Charles Howard Hodges, ‘A.J.B. Wattendorff op vijfja- rige leeftijd’, 1832, olieverf op doek, 73 x 60 cm, collectie Haags Historisch Museum, Den Haag
Jan Adam Kruseman, ‘Doodsbedportret van Arent van IJsendijk (1829-1830)’, 1830, olieverf op doek, 73,5 x 62,8 cm, collectie Centraal Museum, Utrecht
Wybrand Hendriks (1744-1831), ‘Interieur met garenwinder’, ongedateerd, olieverf op paneel, 39,5 x 49 cm, Rijksmuseum Twenthe, Enschede (bruikleen van Frans Hals Museum, Haarlem)
<
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92