Tekst: Anton van Tuyl Beeld: Corbis
gevonden verschillen in sterftecijfers zijn miniem, en verdienen nader onderzoek. Een vierde mogelijke verklaring voor
het kostenverschil is dat complementair werkende huisartsen een kwalitatief betere praktijk hebben, omdat zij zich bijvoorbeeld sterker focussen op pre- ventieve en curatieve gezondheidsbe- vordering, en minder overbehandelen. Baars: “Welke van deze verklaringen de belangrijkste is, weten we nog niet. We kunnen ze dus ook nog niet op volgorde van waarschijnlijkheid zetten.” De onderzoekers gingen niet over één
nacht ijs. In 2012 deden ze voor het eerst onderzoek naar dit verschijnsel, maar toen betrokken ze ‘slechts’ ruim 150.000 verzekerden in hun onderzoek. Kooreman en Baars zagen al wel dat patiënten van complementaire huisartsen in totaal min- der zorgkosten op de basisverzekering en aanvullende verzekering maakten dan andere patiënten. Dit verschil varieerde van 0 tot 30 procent, afhankelijk van het type complementaire huisarts en de leeftijdscategorie van de patiënt. Voor dit nieuwe onderzoek gebruikten ze geanoni- miseerde gegevens van anderhalf miljoen verzekerden uit de Agis Health Database, over de periode van 2006 tot 2011. Bijna 19.000 van deze verzekerden hadden een complementair werkende huisarts. Baars: “Onze bevindingen sluiten aan bij die van internationaal onderzoek.” Hij wijst onder meer op de overzichtsstudie naar kosteneffecten van complementaire zorg van Patricia Herman en anderen, dat in september 2012 is gepubliceerd in British Medical Journal Open.
Verschuiving van kosten In het laatste levensjaar is het kostenver- schil tussen de twee patiëntgroepen het grootst, als het gaat om door de basisverze- kering gedekte kosten. Patiënten met een complementaire huisarts maken in dat jaar maar liefst 1161 euro minder kosten dan andere patiënten. Dit verschil wordt volledig verklaard door lagere ziekenhuis- kosten, constateerden de onderzoekers. Wat is precies het belangwekkende
van al deze conclusies? Baars: “Als patiënten mogelijk tegen lagere kosten eenzelfde kwaliteit van zorg kunnen
Onderzoekers Peter Kooreman (foto links) en Erik Baars constateerden dat patiënten met een complementaire huisarts in hun laatste levensjaar maar liefst 1161 euro minder zorgkosten maken dan andere patiënten.
ArtsenAuto juni 2014 023
krijgen, is dat altijd interessant. Maar er is meer. Zes procent (2,4 miljard) van de basisverzekering wordt gefinancierd door belastingen (oftewel collectieve middelen). Daar betalen we dus allemaal voor. Als we die kosten kunnen beperken en tegelijkertijd de kwaliteit van de zorg
Vervolgonderzoek moet de oorzaken in kaart brengen
kunnen behouden of zelfs verbeteren, is dat niet alleen van belang voor verzeke- raars en hun premiebetalende verzeker- den, maar voor de hele samenleving.” Toch is het natuurlijk mogelijk dat er
gewoon een verschuiving van kosten op- treedt, omdat patiënten van complemen- taire huisartsen vaker een beroep doen op geneeswijzen die niet (volledig) worden vergoed door de zorgverzekering. Baars: “Dat kan een deel van de verklaring zijn. Deze patiënten maken dan bijvoorbeeld vaker op eigen kosten gebruik van bijvoor- beeld acupunctuur, in plaats van regulie- re medicijnen. Ook dat is interessant om goed cijfermatig in kaart te brengen.”
Kooreman en Baars pleiten voor vervolg- onderzoek. Baars vertelt dat ze in ieder geval meer willen weten over de exacte oorzaken van de kostenverschillen. Daarnaast willen de onderzoekers graag vaststellen of de kostenverschillen sterk variëren per ziektebeeld of aandoening. Zijn die verschillen bij hart- en vaatziek- ten bijvoorbeeld groter dan bij diabetes of kanker? Over vervolgonderzoek zijn nog geen
harde besluiten genomen. Daarbij speelt mee dat de Nederlandse overheid van oudsher terughoudend is, als het gaat om complementaire behandelwijzen, zegt Baars. “In landen als de Verenigde Staten, Duitsland en Zwitserland wordt al tientallen jaren meer onderzoek naar deze onderwerpen gedaan. Deze landen zien meer in de combinatie van reguliere en aanvullende zorg dan Nederland en brengen dat ook meer in praktijk. Toch zie je nu ook in ons land wel een kentering. Een belangrijke onderzoeks- financier als ZonMw toont bijvoorbeeld groeiende interesse in de combinatie van reguliere en aanvullende geneeswijzen. Ook de integratie van die twee bena- deringen in de gezondheidszorg trekt steeds meer aandacht. Dus er is hoop op nader onderzoek.”
FOTO: DE BEELDREDAKTIE\ANGELINE SWINKELS
FOTO: DE BEELDREDAKTIE\HERBERTWIGGERMAN
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100