search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Beeld: De Beeldredaktie/Dingena Mol; William Koopman


Annemarie Smilde is senior jurist gezondheidsrecht/ teammanager bij VvAA rechtsbijstand. Zij schreef twee jaar lang columns voor Arts en Auto.


ze fouten maakt? Moet je die problemen van een gewaar- deerde collega nog groter maken door fouten aan de grote klok te hangen? Leerden we niet al vroeg dat klikken niet mag? Daar komt nog bij dat als je melding niet- ontvankelijk wordt verklaard, je kans loopt zelf berispt te worden. En maak je zelf eens een fout, dan heb je de steun van collega’s hard nodig en zit je ook niet te wachten op een melding. Hier lijken loyaliteiten te botsen:


ben je loyaal aan patiënten, dan meld je; ben je loyaal aan je col- lega of jezelf, dan meld je niet. Deze beide invalshoeken kun- nen met elkaar verzoend worden in een open collegiaal klimaat, waarin het veilig is om fouten en tekortkomingen te bespreken. Er gaan stemmen op om


gezondheidswerkers wettelijk te verplichten ernstige incidenten aan de kaak te stellen, zodat slecht functionerende collega’s hun werk niet kunnen voortzet- ten. Bij (verwijtbaar) niet-melden moeten sancties volgen. Echter, áls dit al zou helpen, dan werkt het alleen bij ernstige incidenten. Maar voorkomen is beter. Wat kan B in dit geval dus het


beste doen? De incidenten en het ongewone gedrag toch, maar nu in alle openheid – bijvoorbeeld in het stafoverleg – met A bespre- ken. Bijvoorbeeld als volgt: ‘Ik maak me zorgen over de kwaliteit van je werk. Hoe kunnen we je helpen dat weer op het vertrouw- de niveau te brengen?’


Wat mag van een zorgprofessio- nal worden verwacht bij signalen van mogelijk disfunctioneren van een collega? Zelfs de minister heeft zich vorig jaar over deze vraag gebogen naar aanleiding van een spraakmakend geval van een disfunctionerende medisch specialist. De gedragsregels van artsen


zijn duidelijk: de arts die merkt dat een collega schade of risico’s voor patiënten veroor- zaakt, onderneemt stappen om dit probleem te verhelpen. De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en de Orde van Medisch Specialisten (OMS) hebben mo- dellen opgesteld, die huisartsen en ziekenhuizen kunnen gebrui- ken als leidraad hoe zorgvuldig te handelen bij (een vermoeden van) disfunctioneren van een collega: ‘een structurele situatie van onverantwoorde zorg, waarin de patiënt wordt geschaad of het risico loopt te worden geschaad en waarbij de betrokken collega niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen’. Anders dan bij artsen bestaat


er voor apothekers geen ge- dragscode in geval van mogelijk disfunctioneren van een col- lega. Wel volgt impliciet uit de Beroepscode en overige normen voor apothekers dat de verant- woordelijkheid van apothekers zich niet beperkt tot hun eigen handelen. De apotheker in het onderhavige praktijkgeval mag dus niet stil blijven zitten. De apotheker moet de in zijn ziekenhuis bestaande proce-


dure voor het onderzoeken van disfunctioneren van medisch specialisten volgen. Het model- reglement van de OMS bepaalt dat deze procedure ook van toe- passing is op de (in overleg met de medische staf) met medisch specialisten gelijkgestelde be- roepsbeoefenaren, bijvoorbeeld de ziekenhuisapotheker. Volgens het modelreglement moet een melder zijn aanwijzingen voor disfunctioneren eerst hebben besproken met de betrokken collega. Is deze niet bereid of in staat de problemen op te lossen, dan zal de apotheker zijn vermoeden van disfunctio- neren schriftelijk en gemotiveerd moeten melden aan de commis- sie kwaliteit van de medische staf c.q. de voorzitter van het stafbestuur. Verder kent de mo- delprocedure allerlei zorgvuldig- heidseisen, zoals het toepassen van hoor en wederhoor en de inspanningsverplichting van het stafbestuur gericht op het herstel van de werkrelatie na afronding van de procedure. Is er in zijn ziekenhuis geen


meldingsprocedure (voor apo- thekers), dan doet de apotheker er goed aan om voordat hij een melding doet afspraken te maken met het stafbestuur c.q. de raad van bestuur over een procedure die voldoet aan de zorgvuldigheidseisen van het OMS-model. Kortom: apotheker B moet


in actie komen, ook al loopt hij hiermee het risico zijn collega ten onrechte te ‘beschuldigen’.


ArtsenAuto juni 2012 021


Jurist Annemarie Smilde


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92  |  Page 93  |  Page 94  |  Page 95  |  Page 96  |  Page 97  |  Page 98  |  Page 99  |  Page 100