search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Tekst: Shirin Slabbers


021


tuchtrecht zuiver en deskundig


dat die de gelegenheid heeft gekregen daarop te reageren. Bij voorkeur volgt dan een gesprek tussen partijen en is de onvrede (in sommige gevallen) daarmee van tafel. Wat betreft de rechtstreekse toegang,


zie ik in de praktijk regelmatig dat een nabestaande klaagt, terwijl de patiënt/ cliënt zelf geen onvrede heeft geuit. Het uitgangspunt is op dit moment dat de nabestaande ontvankelijk is, tenzij de beklaagde aannemelijk maakt dat de overledene die tuchtklacht niet zou hebben gewild. Naar mijn mening zou het omgekeerd moeten worden: als de patiënt/cliënt de gelegenheid had om onvrede te uiten maar dat niet heeft gedaan, dan is een nabestaande niet- ontvankelijk. Zo voorkom je onder meer dat het tuchtrecht wordt gebruikt als rouwverwerking.


Procedurele perikelen Ten derde worden kritische opmerkin- gen gemaakt over het proces. Bijvoor- beeld dat het wel erg lang duurt. In dit kader is de suggestie gedaan een ‘mediation-achtige’ bijeenkomst in het kader van het vooronderzoek verplicht te stellen. Ik ben hier geen voorstander van. Ik maak namelijk zelden mee dat een klager genoegen neemt met een uit- leg en de tuchtklacht intrekt. Ik vrees dat deze suggestie alleen maar leidt tot een extra belasting voor de tuchtcolle- ges en beklaagde. Ik bepleit (wel) dat vaker een zaak


zonder zitting wordt afgedaan en daarnaast dat tuchtcolleges strenger voor klagers worden. Daar waar vroeger de tuchtcolleges het imago hadden dat zij de hand boven het hoofd van een


collega hielden, zie ik helaas steeds vaker het tegenovergestelde gebeuren. Dat betekent dus geen eindeloos uitstel meer om processtukken in te dienen en bijvoorbeeld niet accepteren dat er nog documenten ter zitting worden overgelegd. Ik ben er overigens geen voorstander van dat klagers nog tot twee weken voor de zitting een klacht mogen aanvullen en wijzigen. Het heeft tot gevolg dat een beklaagde alleen nog ter zitting verweer kan voeren, wat extra stress en soms een niet optimaal verweer oplevert. Voor wat betreft het verweer zou ook


nog eens moeten worden nagedacht over de restricties die het beroeps- geheim oplegt als een ander dan de patiënt/cliënt de klager is. De Wet BIG biedt de mogelijkheid het tuchtcollege te vragen bepaalde informatie niet aan klager door te zenden. Maar als de klager een gemachtigde heeft, dan ontvangt die het document wel. Ik vertrouw er persoonlijk niet op dat de informatie niet alsnog naar de klager wordt doorgeleid.


De uitspraak In uitspraken wordt vaak maar een enkel woord aan het verweer van de beklaagde besteed. Naar mijn mening zou dat veel uitgebreider moeten: wordt het verweer wel of niet gehonoreerd en waarom? In de uitspraken wordt, helaas, ook regelmatig niet expliciet aangegeven welke norm van toepassing is én waar die norm te vinden is. Het voordeel van het expliciteren is dat het college gedwongen wordt nog eens extra na te denken of datgene wat de leden vinden ook echt de kenbare norm


voor de beroepsgroep is. Daarnaast kan dit de acceptatie van de uitspraak vergroten. Ook is het, positief geformuleerd,


twijfelachtig of het doel van het tucht- recht wordt behaald, te weten kwali- teitsborging en -verbetering. Uitspraken worden weliswaar regelmatig gepubli- ceerd en besproken tijdens lezingen, maar dat treft nog onvoldoende doel. In de discussie over het tuchtrecht lijkt dit aspect onderbelicht (hoe kan worden geleerd van zaken, waarbij de klacht ge- grond is verklaard én van zaken die vol- gens de tuchtrechter goed zijn gegaan?). Gelet op het doel, ligt overigens de lange vervaltermijn van tien jaren niet voor de hand (drie of vijf jaar zou logischer zijn) en zou elke klacht aan de zorgver- lener moeten worden toegezonden, ook al is die niet in behandeling genomen. In dit verband vraag ik aandacht voor


het goed doordenken van alternatieven. Regelmatig worden alternatieven voor het tuchtrecht benoemd, die in het beste geval alleen maar zullen leiden tot een leereffect binnen de zorgorgani- satie. En dat terwijl het leereffect mijns inziens bij voorkeur beroepsbreed zou moeten zijn. Ik besef dat de discussie over het


tuchtrecht complex is en emoties oproept, maar doe wel een oproep om mijn vier suggesties (blijf binnen uw deskundigheidsgebied, doe niet aan stemmingmakerij, betrek het patiën- tenperspectief erbij en bedenk hoe van uitspraken kan worden geleerd) daarbij op te pakken.


Shirin Slabbers is juridisch adviseur gezondheidsrecht bij VvAA Juridisch Advies


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84