search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
moment echter meer dan 100 koeien, omdat hij zijn fosfaatrechten vrijwel volledig kan benutten om melk te produceren. ‘Hiervoor heb ik niet meer dan zo’n 5000 euro hoeven investeren. Het enige wat er moest gebeu- ren, was het aanpassen van het jongveegedeelte in de ligboxenstal op melkkoeien’, geeft de veehouder aan. De jongveestapel in Wernhout bestaat nu uit niet meer dan een tiental kalveren tot een leeftijd van drie maan- den. De overige 70 pinken staan in Rijsbergen. ‘Wij mol- ken tot vorig jaar ongeveer 50 koeien en hielden daar- naast ruim 70 stuks jongvee, die we deels als gebruiksvee verkochten’, vertelt Johan Jochems. ‘In totaal hebben we nu zo’n 100 dieren op stal staan, waarvan er 30 nog van onszelf zijn. Die fokken we op voor de export.’ Bij de start van de samenwerking kocht De Bruijn een tiental vaarzen en koeien van de stoppers om zijn veestapel snel op peil te brengen. Het verklaart de rode accenten in het lint van zwartbonte koeien.


Afspraken over afalfleeftijd


De verstandhouding tussen melkveehouder en opfok- kers is opperbest, zo blijkt tijdens de koffie. Toch hebben ze duidelijke afspraken met elkaar gemaakt. Op papier staat niet alleen wie welke kosten voor zijn rekening neemt en wie welk risico draagt, maar ook dat ze stre- ven naar een leeftijd van 23 maanden bij afkalven. ‘We hebben de pinken al een aantal keren laten meten om te checken of we daarvoor op koers liggen’, vertelt Wim Jochems. Omdat De Bruijn zijn koeien weidt, vindt hij het ook belangrijk dat zijn pinken bij de opfokkers leren wat grazen is.


Om de uitwisseling van dieren gemakkelijk te maken vormen de bedrijven een veterinaire eenheid. Om dit mogelijk te maken was het nog wel nodig dat de opfok- kers hun bedrijf bvd-vrij lieten certificeren. Het uitwisselen van voer tussen de bedrijven hebben de ondernemers nog wel overwogen, maar ze zien hiervan af vanwege de afstand. ‘Dit betekent wel dat ik al het ruwvoer aan de melkkoeien kwijt moet’, geeft De Bruijn


BEDRIJFSPROFIEL


melkveehouder Wim de Bruijn, Wernhout (rechts op de foto)


aantal melk- en kalfoeien 105 aantal stuks jongvee 10 kalfes tot 3 mnd. leeftijd rollend jaargemiddelde 10.035 kg melk met 4,38% vet en 3,47% eiwit


grond in gebruik 42 hectare jongveeopfokkers Wim en Johan Jochems, Rijsbergen (links en midden op de foto)


aantal stuks jongvee 100 (waarvan 70 van De Bruijn) grond in gebruik 26 hectare


aan. ‘Om ook de kwalitatief mindere snedes gras goed te benutten, maak ik dit jaar lasagnekuilen.’


Later keuzes maken


De gebroeders Jochems vertellen lachend dat het snel went om niet meer elke dag te hoeven melken. En dat ze met de opfok van jongvee nog wel tien jaar boer kunnen blijven. ‘Als zij een keer stoppen, zal ik alsnog keuzes moeten maken’, realiseert De Bruijn zich. ‘Maar ik ga ervan uit dat tegen die tijd de fosfaatrechten beter be- taalbaar zijn dan nu en er meer rust is in de sector. Dan wordt het weer makkelijker om beslissingen te nemen.’ l


Wernhout


Wilco de Bruin: ‘Samenwerken moet gaan over meerwaarde’


‘Voor melkveehouders zoals Wim de Bruijn kan uitbesteden van de jongveeopfok per- spectief bieden voor de ontwikkeling van de


melkveetak’, vertelt Wilco de Bruin, onderne- merscoach bij Agrifirm Exlan. ‘En voor onder- nemers die stoppen met melken, kan het een kans zijn om de vrijgekomen arbeid, gebou- wen, grond en fosfaatrechten tot waarde te brengen’, geeft hij aan. ‘In de gesprekken over samenwerking gaat het al snel over geld’, merkt De Bruin. ‘Maar de dagvergoeding zou niet het uitgangspunt moeten zijn. Samenwerking moet voor beide partijen op langere termijn meerwaarde bie- den, anders houdt deze geen stand’, spreekt hij uit ervaring. ‘Daarbij is het ook belangrijk dat er een klik is tussen de ondernemers en een basis van wederzijds vertrouwen’, legt de coach uit. ‘Als die basis is gelegd, kun je gaan werken aan het opstellen van een overeen-


komst waarin wordt vastgelegd wie welke kosten voor zijn rekening neemt en wie welk risico draagt. Ook is het goed om af te spre- ken wat er gebeurt als de samenwerking wordt ontbonden. Als beide partijen het over deze afspraken eens zijn, komen ze vaak vrij snel tot overeenkomst over een redelijke dagvergoeding’, merkt hij.


De Bruin ziet een grote variatie in contracten voorbijkomen, van heel gedetailleerd tot meer in grote lijnen. ‘Maar ik adviseer altijd om iets vast te leggen over ontwikkeling en afalfleeftijd van de vaarzen. Daarbij is het verstandig om ook een evaluatiemoment in te bouwen, bijvoorbeeld rond het tijdstip van insemineren, waarop een onafankelijk advi- seur de groei van de dieren beoordeelt.’


veeteelt MEI 2 2019 23


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66