This page contains a Flash digital edition of a book.
De invoering van publiek-private samenwerking (PPS) gaat met de nodige hobbels gepaard. Planoloog Sander Lenferink promoveerde in juni aan de Rijksuniversiteit Groningen op een onderzoek hiernaar. Volgens Lenferink heeft Rijkswaterstaat de afgelopen tien jaar veel ge- leerd over hoe het anders kan. “Ik zie vooruitgang, maar het kan nog beter. De dienst heeft 200 jaar lang zélf wegen ontworpen en gebouwd, en die rol zit nog altijd in de genen van Rijkswaterstaat.”


Tekst: Astrid Melger


H


et promotieonderzoek van Lenferink beslaat de perio- de van november 2007 tot november 2012. Lenferink keek hoe Rijkswaterstaat aanbesteedde en hoe dat


in die periode is veranderd. Hij onderzocht de samenwerking in verschillende fases, van de planvorming, via de aanleg, tot en met het beheer en onderhoud van de infrastructuur. Hier- bij bekeek hij onder meer de planvorming en aanbesteding van de A2-tunnel onder Maastricht, de A12 tussen Utrecht en Veenendaal en de planvorming van de toekomstige Afsluitdijk. Lenferink signaleerde dat de samenwerking tussen Rijkswa- terstaat en marktpartijen lang niet altijd goed verliep. De over- heidsdienst probeerde vaak teveel controle te houden op het ontwerp en de aanleg, en verloor zich daarbij in details. Ook marktpartijen, zoals bouwbedrijven en ingenieursbureaus, moesten volgens Lenferink nog wennen aan publiek-private samenwerking, waarin hen meer vrijheid en minder zekerhe- den geboden worden. Daardoor kwamen de goedkopere en meer creatieve oplossingen, waarvoor PPS juist bedoeld is, niet altijd tot hun recht.


Dus u bent vrij somber? “Nee, dat niet. Ik zie dat Rijkswaterstaat en de markt een flin- ke ontwikkeling hebben doorgemaakt. De scholing van ten- derteams en dergelijke heeft een positieve uitwerking gehad. De selectie- en gunningscriteria zijn tegenwoordig helderder en de scores ook. We zijn met zijn allen op de goede weg. Er zijn zeker dingen aan te wijzen die beter kunnen, maar ik zie wel dat het de goede kant op gaat. Rijkswaterstaat en de marktpartijen hebben veel van elkaar geleerd, maar er zijn nog elementen die beter kunnen.”


Zoals?


“De nieuwe rolverdeling blijft een punt van aandacht. Sinds 2004 wordt er in de aanbesteding vaak gebruik gemaakt van een concurrentiegerichte dialoog over hoe een project eruit moet komen te zien en wat er allemaal mogelijk is. Dat is goed voor het eindresultaat. Maar je ziet dat Rijkswaterstaat het niet kan laten om heel veel details vast te leggen. Dat komt omdat Rijkswaterstaat van oudsher gewend is een grote mate


van controle te hebben. Ze moet nu een andere positie inne- men en enkel kaders aangeven. Dat vergt een andere insteek en een andere rol van de medewerkers. Daar hoort een orga- nisatieverandering bij.”


Dus het probleem ligt vooral bij Rijkswaterstaat? “Nee, ook marktpartijen hebben er moeite mee om open te zijn tijdens een concurrentiedialoog. Ze zijn bang om kennis in een vroeg stadium te delen met Rijkswaterstaat. Zij vre- zen hun concurrentievoordeel te verliezen wanneer de ken- nis openbaar wordt en dat hun oplossing wordt overgenomen door hun concurrenten, het zogenoemde cherrypicking. Dus ook aan die kant zit nog een probleem.”


U onderzocht alle fases van publiek-private samenwerking. In welke fase komen de meeste problemen voor? “De PPS in de planvormingsfase verloopt op zich goed. De angst van bouwers om hun kennis prijs te geven, zou onder- vangen kunnen worden door als opdrachtgever hun ideeën als intellectueel eigendom te erkennen en hen ook op die ma- nier te belonen, bijvoorbeeld door de ideeën in licentie te ne- men. Ook de tweede fase, bij de afstemming tussen de plan- vorming en de aanbesteding, gaat goed, omdat er tijd en kwaliteit gewonnen wordt. Het is de fase erna, de eigenlijke aanbestedingsprocedure, waar het geschetste probleem zich vooral voordoet. Daar wordt teveel op details gelet en krijgen bouwers te weinig vrijheid. Ik heb veel interviews met markt- partijen gehad. Die zeggen dat als ze met een oplossing ko- men, daar de discussie niet over gaat, maar over de details. Die moeten de marktpartijen uitwerken, waardoor de transac- tiekosten oplopen. Rijkswaterstaat vraagt door naar specifie- ke elementen om zekerheid te krijgen. Dat zorgt dat de markt gedwongen wordt om veel moeite te stoppen in de onderbou- wing. Daarmee wil Rijkswaterstaat controle houden over het project. De ironie is dat ze die daardoor juist kwijtraakt, want de uitgewerkte oplossingen bieden in dat geval weinig flexi- biliteit om met veranderende omstandigheden om te gaan.”


Nr.6 - 2013 OTAR O Nr.6 - 2013 TAR 5


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48