‘Problemen met solids doen zich betrekkelijk weinig voor’
Er is na de brand weinig overgebleven van het bedrijf
slag van PAK’s, dioxines en metalen, waar- onder lood en aluminium. Aluminium zou volgens de NOS tot ver in de omgeving een probleem opleveren. “Dat klopte niet”, zegt Jans. “Er werden zeker wel deposities van grote hoeveelheden aluminium gevonden, maar tegelijkertijd werd ook gesuggereerd dat dit aluminium de bodem tot 30 centimeter diep had verontreinigd. Aluminium kan niet in een paar weken tijd tot 30 centimeter diep in de bodem komen. En we weten ook dat aluminium, zeker in kleigrond, vaak al van nature een hogere concentratie heeft.”
‘Je kunt niet zomaar allerlei stoffen naast elkaar opslaan’
advies hebben geuit in de media en waarvan je voelt dat die je onderuit willen halen, al of niet bewust. Zij probeerden op allerlei manieren aan te geven dat we het bij het verkeerde eind hadden. Dat onder- mijnde het vertrouwen in de overheid. Zowel communicatief als bestuurlijk was de brand een grote ramp. Als inhouds- deskundige voel je daar niet gelukkig bij, soms zelfs een beetje een- zaam. Je weet dat er op dat moment in dat gremium niet zoveel directe deskundigen zijn, maar je moet er wel staan. Iedereen voelt zich deskundig, zo lijkt het wel. Maar jij moet de adviezen geven die vergaande gevolgen kunnen hebben.
32
Solids Processing Nr. 6 - december 2011
Je hebt bovendien niet veel tijd om erover na te denken. Dat is pas achteraf.” Opvallend is dat Jans de brand in Moerdijk als ‘relatief één van de meest schone branden’ beschouwt waarbij hij de laat- ste jaren betrokken is geweest. “Kijk, de mate waarin mensen direct blootgesteld zijn aan vrijkomende stoffen, los van de directe omgeving rondom de brand zelf, was voor de bevolking erg laag. De omstandigheden rondom de brand waren gunstig. Er was sprake van hoge verbrandingstemperaturen, aanwezig- heid van grote hoeveelheden brandstof en zuurstof en een goede pluimstijging tot op een hoogte van 400 meter. Alles werd hierbij optimaal verbrand en die pluim heeft zich op hoogte verspreid over heel Nederland en dus sterk verdund. En om dat te concluderen behoef je geen vijftien jaar gestudeerd te hebben.”
Journaalbeelden De NOS-journaal kwam in de dagen na de brand met beelden van stukken roet in een weiland. Jans relativeert: “Maar dat waren natuurlijk condensatieproducten die door afkoeling waren ontstaan, of misschien restproducten van het dak van Chemie-Pack. Die stukken hadden een heel grillige samenstelling van allerlei verbindingen die geen direct risico konden opleveren als je er op een normale manier mee omgaat. Het is een kwestie van handschoenen aan, inpakken en afgeven als chemisch afval.”
Hij kan zich wel voorstellen dat mensen zich daar wel zorgen over maken. “Maar in het begin heb je niet alle gegevens voorhanden. Het beoordelen van de risico’s bij een calamiteit is een voortschrij- dend proces, waarbij geleidelijk steeds meer gegevens beschikbaar komen en op grond waarvan je steeds duidelijker kunt en moet adviseren.”
Hij erkent dat in het begin de koeien op stal moesten en de spruitjes niet geschikt waren voor consumptie. “Omdat je in eerste instantie niet de zekerheid hebt van wat er daadwerkelijk is neergeslagen op die weilanden en spruitjes. Dat maakt dat je op dat moment die maatregelen neemt, als je niet zeker weet waar het om gaat. Maar achteraf viel het mee en dat moet je dan ook weer goed communiceren. Je moet niet beginnen met te zeggen dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid in dit soort situaties. Dat maakt je ongeloofwaardig en zeker als je tegelijkertijd allerlei zaken voorlopig gaat ontraden of verbieden.” Het ging bij Moerdijk om vermeende neer-
Leermomenten Jans vervolgt: “We kunnen van Moerdijk leren dat bij dit soort chemische branden het bluswater een groot risico vormt, zeker als je daar als hulpverlener onbeschermd mee omgaat of in terechtkomt. In het begin had de brand beter met schuim geblust kunnen worden om de brand zo snel mogelijk beheersbaar te maken en effectief te bestrijden. Maar misschien waren ook nog andere bestrijdingsmetho- den mogelijk. Kortom: in dat eerste kwar- tier moet je toch wel de juiste beslissing nemen, ook in het kader van de gezond- heid en dat is niet altijd mogelijk. Een verkeerde beslissing in die eerste fase werkt continu door en zal je als hulpver- lener en adviseur continu achtervolgen.” Jans weet ook een leermoment voor de bedrijven zelf? “Bij de opslag moet goed worden gekeken naar de hoedanigheid van de stoffen en waar en hoe je ze in feite opslaat. Ook de combinatie van naast elkaar opgeslagen stoffen is van belang. Er mag bij incidenten geen domino-effect ontstaan.” Veiligheid voor alles dus. Verder moeten hulpdiensten die al of niet bij zo’n bedrijf betrokken raken, een goed inzicht hebben op wat er ligt opgeslagen en waar. En vooral wat dit bij calamiteiten kan betekenen voor de omgeving. Vooraf betekent dit ook voor de overheid dat handhaven en controle een heel belangrijk gegeven is. Bedrijven moeten niet alleen de goede vergunningen heb- ben, maar die moeten regelmatig worden gecontroleerd en gehandhaafd. Je hoort al te vaak dat vergunningen verouderd zijn en dat de opslag niet voldoende controleerbaar is. Vaak worden er te veel stoffen opgeslagen en misschien ook wel niet op de goede plaats. Een stuk moet de overheid oppakken maar de primaire verantwoordelijkheid ligt natuurlijk bij de bedrijven zelf.”n