887 | WEEK 24-25 13 JUNI 2018
VAREND CHAUFFEUR: “AMFIBIEBUS IS ALS EEN JACHT” De bochtige loopbaan van kapitein Henk Schuijl
ROTTERDAM Met een loopbaan in de binnen- vaart kan het alle kanten op. Neem bijvoor- beeld de carrière van Henk Schuijl. Die voerde hem via de Spido en Smit Havensleepdiensten naar de rondvaarten in Amsterdam. Hij maak- te een zijsprongetje naar Optrans, om weer te- rug te keren naar de Spido. Via wat omwegge- tjes vond hij zijn varende eindbestemming bij Splashtours, waar hij vanaf de eerste dag be- trokken is geweest bij de ontwikkeling van de amfibiebus. Op 20 mei is hij officieel met pen- sioen gegaan. Maar omdat hij na een poosje thuis wennen bij oproep weer beschikbaar is, kan men gerust stellen dat hij nog steeds kapi- tein is op dit bijzondere rijdende vaartuig.
LIDA SAAIJ
Dat Henk Schuijl (1952) in de binnenvaart is gaan werken, is gekomen door zijn vader - zegt hij. “Mijn vader werkte vroeger ook in de binnen- vaart, bij de Nederlandse Stoomsleepdiensten v/h Piet Smit jr. te Rotterdam. Daar heeſt hij nog meegewerkt aan de sluiting van de Zuiderzee. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog had hij, sa- men met een oom, een eigen schip. Dat is hij in de oorlog kwijtgeraakt. In 1946 is hij aan de wal gegaan”.
“Mijn moeder wilde niet meer varen. Ik ben dus aan de wal opgegroeid. Ik was, zacht gezegd, nogal een onstuimig mannetje. Ik ging naar de technische school en daar adviseerde men om mij maar naar een andere school te doen. Ik kwam toen terecht op een internaat voor herop- voeding in Lochem. Vervolgens kwam ik op het internaatschip Hollands Glorie terecht. Begin 1968 had ik eindelijk mijn diploma als varensge- zel behaald en mocht ik weer naar huis”.
“Ik moest toen gaan werken. Mijn vader heeſt me aan het handje meegenomen naar het Westplein, naar rederij Leen Smit & Co. Ik was echter te jong voor de zeedienst met mijn 15 jaar. Omdat pa zelf ook ooit bij Piet Smit had gewerkt, was daar de volgende sollicitatie. Daar werd ik aangenomen, maar ik mocht niet mee op de sleepboten, opnieuw vanwege mijn leef- tijd. Ik mocht wel op de kleine bootjes van de Spido gaan varen”. Zo ging dat vroeger, vaders wil was wet.
Geen goede beurt “Ik mocht ook nog geen continudienst lopen. Dat gebeurde pas toen ik 17 was. We deden niet anders dan bemanning varen. Van liever- lee kwam ik op de grotere boten terecht, zo- als de Westplaat en de Oostplaat. Toen ik werd bevorderd tot tweede matroos voer ik op de Prinsenplaat. Met dat schip deden we gere- geld rondvaarten naar de Deltawerken. Tijdens zo’n reis wilde ik eens een goede beurt maken. Nadat we de Willemsbrug voorbij waren, zet- te ik de mast alvast overeind. Maar we moes- ten de Dordtse brug ook nog passeren en dat was ik even vergeten. Dus een flinke knal en de mast kapot. Dat was dus allesbehalve een goede beurt”, zo blikt Schuijl terug op zijn beginjaren.
“Ik voer toen bij Piet van der Schaſt, een hele aardige man. Dat was ook een hele leuke tijd. Hij vroeg me regelmatig of ik al verkering had. Hij bracht me toen in contact met een leuk meisje en het klikte tussen ons. Maar het ging na twee jaar uit, want ik wilde vrijgezel blijven”. Met een lach: ”Dat is niet gelukt. In 1971 kreeg ik weer verkering via dansles. Doordat ik in militaire dienst moest, zagen we elkaar maar weinig. We zijn echter nog steeds bij elkaar. En ik had ook een erg lieve schoonmoeder”.
Sleepboten Toen er op een gegeven moment erg weinig werk was bij de Spido en er bij de havensleepdiensten van Smit een personeelstekort was, is Schuijl van de ene op de andere dag overgestapt naar de sleepboten. “Natuurlijk begin je dan weer op de kleinere boten, zoals de Turkije en de Duitsland. En van lieverlee stroom je door naar de Zuidpool, de Frankrijk, de Volharding 12, de Smit Rusland”.
gaan stackeren en sjorren, dus containers stape- len en met elkaar verbinden. Daarmee kwamen mijn rugklachten weer terug. Het was midden in de winter, met sneeuw en zo. Ik belandde in de ziektewet en als gevolg daarvan werd me op staande voet ontslag aangezegd. Ik dreigde met een rechtszaak en het eindigde in een schikking. Ik heb toen voor het eerst van mijn leven één week zonder werk gezeten en ik moest aanklop- pen bij het UWV”.
Dat deed pijn bij de man die nog nooit een dag werkloos was geweest. “Maar gelukkig kwam het leuke leven er weer aan”, vervolgt de op- timist. “In april 2003 kon ik aan de slag bij re- derij Tonissen in Rotterdam en deed ik weer rondvaarten”.
Henk Schuijl, met pensioen maar nog lang niet uitgevaren.
Foto Lida Saaij
“Nou is het zo, dat ik erg slecht kan leren. Op een gegeven moment kwam walkapitein Jaap Bakema naar me toe, met de boodschap dat als ik verder wilde komen, ik toch weer naar school zou moeten. Ik ben toen naar de opleiding voor schipper/ kapitein aan de Noorderhelling ge- gaan. Ik kwam op de Smit Schelde te varen en op de Mars V, om het vak te leren. En ik heb drie jaar in Bahrein gevaren, bij kapitein Arie Visser op de Smit Duitsland. In 1985 of 1986 kwam ik weer terug en werd ik op de Italië geplaatst, bij kapitein André Schenk. Die heeſt me pas echt veel geleerd”, zegt hij met veel waardering voor deze kapitein.
“Omstreeks ‘88 ben ik uiteindelijk bevorderd
tot kapitein. Dan begin je weer op de kleinere boten, zoals de Kapelle, de Independent 6 en de Kijkduin. Weer later voer ik op de Linge van Interriver, een dochteronderneming van Smit. Die onderneming heeſt maar kort bestaan, waar- na ik weer terug kwam bij Smit. Ik kwam toen in de aflosdienst terecht. In ‘92 kreeg ik lichame- lijke problemen, de ziekte van Ménière. Je doet verantwoordelijk werk, de ziekte zorgde voor problemen met mijn gehoor en evenwicht, dat ging niet goed samen. En dus besloot ik iets an- ders te gaan doen. Ik ben toen op een bunker- schip gaan varen. Maar dat was ik na een half jaar al zat, ik voelde me er niet thuis”.
“Toen ben ik naar Muller in Dordt gegaan, maar dat was het ook niet helemaal. Ik was de jong- ste van het stel daar en zat voornamelijk op die Heeremabakken te klooien met trossen en zo. Dat leverde me binnen de kortste keren een par- tij rugklachten op, dus dat schoot ook niet op. Toen ben ik in het voorjaar van ‘93 begonnen in Amsterdam, op de rondvaart door de grach- ten. Dat heb ik drie jaar gedaan, dat was heel leuk werk en ik had het er erg naar mijn zin. Ik kreeg na mijn proefvaart meteen de grootste boot om mee te varen. Ik heb er de tijd van mijn leven gehad. En na drie jaar varen op tijdelijke contracten kwam ik aanmerking voor een vaste aanstelling”.
Werkloos Die vaste aanstelling kwam er echter niet en dus stond Schuijl met al zijn ervaring toch ineens aan de kant, op zoek naar ander werk. Hij kwam terecht bij Optrans, op de luxe motor Nelly en bracht vijf jaar lang scheepsbenodigdheden naar zeeschepen. In 2000 kwam hij weer terug bij Spido als tweede kapitein op de Marco Polo in de rondvaart. “Een windvanger van het zuiver- ste water”, aldus Schuijl. Hij belandt in een ra- zend druk bestaan met rondvaarten overdag en partyvaart in de avond. Dat leidt er vervolgens toe dat hij na 1,5 jaar de opleiding Bootsman gaat doen voor DMS (Dutch Mooring Services).
“Maar voor ik mijn eerste reis kon pakken, klapt het bedrijf uit elkaar. DMS was een onderne- ming van Hans Vervat en ene Bax. We konden bij hen in dienst blijven, maar dan moesten we
Amfibiebus In 2008 vroeg de rederij aan Schuijl om te gaan leren voor het diploma buschauffeur. “Ze waren druk bezig met de ontwikkeling van een amfibie- bus. Dat is een bus die zowel kan rijden als kan varen. Daarvoor hadden ze chauffeurs nodig die ook konden varen. Ik heb toen een heleboel pa- piertjes moeten halen”.
In 2009 werd begonnen met proefvaarten op de Waal met passagiers aan boord. “Technisch luk- te het allemaal wel en ook het tegen de stroom opvaren lukte. Veel moeilijker was het om alle instanties op één lijn te krijgen, als het gaat om certificering. Er bestaan nu eenmaal grote ver- schillen tussen de eisen die aan een rijdende bus en een varende bus worden gesteld”, zo weet Schuijl. “De Scheepvaartinspectie stelt heel an- dere eisen dan de Verkeersinspectie aan stabili- teit, gangpaden et cetera”.
Maar in 2010 is het dan zo ver en kan de bus of- ficieel in gebruik worden genomen voor rondrit- ten, gecombineerd met een vaartocht. En hoe zo’n amfibiebus vaart? “Het is net als varen met een jacht van pakweg 13,5 x 2,5 meter”, is de er- varing van Schuijl.
Hij geniet volop van de reacties van de mensen, als de bus het water in plonst. “Het is ‘oei’ en ‘ah’ en ’oooh’ als de buskop voor het water induikt. Het moment zelf duurt één, hooguit twee secon- den. Er is uitgebreid getest met welke snelheid we het water in kunnen zonder water binnen te krijgen. We kunnen met twintig kilometer de helling af. Dat lijkt langzaam, maar door de wa- termassa waar je in duikt, geeſt dat een groots effect”.
“Alle ramen moeten vanzelfsprekend dicht. Pas als we varen mogen er weer wat open, afhanke- lijk van de wind. En natuurlijk hebben we ook beperkingen. Afgelopen winter bijvoorbeeld,
werden we verrast door te laag water, waardoor we de helling niet meer op konden. Die helling loopt wel door onderwater, maar dan loop je erop vast. Het is ons in het verleden al een keer overkomen dat we vastzaten en de passagiers via de achterdeur moesten laten overstappen in watertaxi’s. Vervolgens moet je dan wachten op hoogwater, waardoor je weer opdrijſt en dan kan je de helling weer oprijden”.
Techniek Voor wie wil weten hoe zo’n dubbelfunctie werkt, geeſt Schuijl graag wat uitleg: “Op de weg wordt de bus bestuurd met een stuur, zoals alle bussen. Op het water wordt overgeschakeld naar joystick en marifoon. De bus wordt aange- dreven door één grote Volvo-motor voor alle ac- tiviteiten. Aan de ene kant van de motor is wiel- aandrijving geplaatst, aan de andere kant zitten hydrauliekpompen die 400 bar leveren”.
“Bij 12-1300 toeren op het water is het geluid 75 decibel, dat is aanvaardbaar. De snelheid op stil water is 11 kilometer, voor stroom 13 kilo- meter en in stroom 7 kilometer. Dat is een leuke snelheid, maar je wordt wel door alles en ieder- een ingehaald. Tegenwoordig is het rustig met de scheepvaart voor de stad. Eigenlijk is dat jam- mer. De bus kan goed tegen golfslag, alleen voor de watertaxi en de fast ferry moeten de ramen dicht”.
“We controleren als schipper/chauffeur de bus elke dag op alles, zoals vocht, de motor, brand- stof, hydrauliek et cetera. Want je wilt niet het risico lopen dat er iets uitvalt onder het va- ren. We hebben ook een camera aan boord en AIS. We hebben geen radar, dat mis ik wel. Maar waar moet je hem zetten? We mogen ook niet met mist varen. We hebben daarnaast tal- loze restricties opgelegd gekregen betreffende het vaargebied. We mogen inmiddels wel on- der de Erasmusbrug door naar de Leuvehaven. Standaard varen we vanaf de Parkhaven de rou- te Wilhelminakade, Willemskade en als er tijd genoeg is, varen we de Parkhaven, Maashaven of St. Jobshaven in. En op afspraak kunnen er an- dere routes gevaren worden”.
Pensioen Afgelopen 20 mei is Henk Schuijl officieel met pensioen gegaan. Dat wil niet zeggen dat hij he- lemaal stopt met varen. Nadat hij wat tijd heeſt genomen om aan het thuiszijn te wennen, wil hij weer voor enkele dagen in de week aan de slag. Bijvoorbeeld op de dagen dat het cruiseschip de Aida Pearl binnenkomt, of in de weekenden. “Alleen maar thuiszitten is niets voor mij. Maar ik wil hooguit nog veertien uur per week werken”, neemt hij zichzelf voor. “En er zijn gelukkig ge- noeg mensen die mijn werk kunnen overnemen”.
15
“Het is ‘oei’ en ‘ah’ en’ oooh’ als de bus kop voor het water induikt”, zegt Henk Schuil.
Foto Splashtours
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42