Tien gouden tips voor het verkrijgen en behouden van de ANBI-status
3. Niet beschikken over het vermogen alsof het uw eigen vermogen is (beschikkingsmachtcriterium)
Zowel uit de regelgeving van de instelling (statuten) als uit de feiten moet blijken, dat geen natuurlijk persoon of rechtspersoon over het vermogen van de instelling kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Een individuele bestuurder mag daarom geen meerderheid in de zeggenschap hebben over het vermogen van de instelling. In de praktijk betekent dit, dat de voorkeur wordt gegeven aan het benoemen van minimaal drie bestuurders, waarbij geen van de bestuurders een doorslaggevende stem heeft. Het is mogelijk dat het gehele bestuur wordt gevormd door familieleden, maar daarbij is het wel van belang dat de instelling afhankelijk is en blijft van haar donateurs. Met de invoering van het UBO-register is een extra mechanisme ontstaan aan de hand waarvan het beschikkingsmachtcriterium in de praktijk kan worden getoetst. Daarbij dient jaarlijks te worden gekeken wie de UBO is van de instelling en wat de aard en omvang (in bandbreedtes) van het gehouden belang is. Bij een stichting kan het voorkomen dat een bepaalde persoon meer dan 25% van de uitkeringen in dat jaar ontvangt en daardoor als UBO wordt geregistreerd.
Een aandachtspunt in het kader van het beschikkingsmachtcriterium is dat in de statuten ook wordt voorzien in de situatie dat een bestuurder wegvalt. Opvolging is in dat geval belangrijk om te kunnen blijven voldoen aan dit criterium.
4. Niet meer vermogen aanhouden dan nodig is (anti-oppot vereiste)
Er mag niet meer vermogen door de instelling worden aangehouden dan redelijkerwijs nodig is om de continuïteit van de instelling te waarborgen. In de praktijk komt het er dan vaak op neer dat opbrengsten al snel weer uitgegeven moeten worden. Dat is echter anders wanneer opbrengsten bestaan uit schenkingen of erfenissen waaraan een instandhoudingsclausule is verbonden. Daarbij bepaalt de schenker of erflater dat het geschonken vermogen als zodanig in stand moet worden gehouden en de ANBI enkel de opbrengsten mag gebruiken voor haar doelstelling. Dit is een bepaling die vaak terugkomt bij ANBI’s die door vermogende particulieren worden opgericht. Het gaat hier vaak om relatief grote schenkingen, waarbij het niet de bedoeling is dat een ANBI direct grote uitgaven doet. Ook wordt de continuïteit van de ANBI hiermee gewaarborgd.
5. Geen bovenmatige beloningen voor beleidsbepalers
De leden van het beleidsbepalend orgaan mogen geen hogere beloning ontvangen dan een onkostenvergoeding en een niet- bovenmatig vacatiegeld. Een vacatievergoeding is in ieder geval niet bovenmatig als deze vergoeding maximaal gelijk is aan het bedrag zoals opgenomen in het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies (Stcrt. 2012, 12737). Een hogere beloning is in uitzonderingsgevallen mogelijk en is dus niet per definitie bovenmatig. Deze beperking geldt alleen voor de beloning van leden van het orgaan van de instelling dat eindverantwoordelijk is voor het beleid, bijvoorbeeld het bestuur of de Raad van Toezicht. Echter: aan de beloning voor uitvoerende functies, zoals de uitvoerend bestuurder, worden geen specifieke eisen gesteld.
Is het doel de ANBI-status te
verkrijgen, dan zal bij het opstellen van de statuten goed moeten worden bedacht hoe deze worden vormgegeven
6. Plannen duidelijk maken (actueel beleidsplan)
Zoals al eerder aangegeven, dient niet alleen uit de regelgeving van de instelling, maar ook uit de daadwerkelijke feiten te blijken dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Een van de methoden om dit te toetsen, is het opstellen en bijhouden van een actueel beleidsplan. Hierin dienen onderwerpen uitgewerkt te worden zoals de te verrichten werkzaamheden, de wijze van fondsenwerving, het beheer van het vermogen en de besteding daarvan. Het beleidsplan mag meerjarig zijn, maar het moet wel blijven aansluiten bij de daadwerkelijke omstandigheden van de ANBI.
7. De balans bewaken (verhouding beheerkosten en bestedingen)
Ook voor de kosten van de ANBI geldt een vereiste, namelijk dat de beheerkosten in verhouding moeten zijn met de bestedingen in het licht van het algemeen nuttige doel. De gedachte hierachter is,
fbn.nl/pe-notariaat
9
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48