Diversen
Ad a. 90% toets De werkzaamheden van de instelling moeten zich nagenoeg geheel (dus voor minimaal 90%) richten op het algemene nut. Maar hoe wordt dit getoetst? Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat dit een uitgaventoets is en dat niet zozeer wordt gekeken naar de inkomsten (TK 2011/12, 33 006, nr. 6, p. 9.). Dat is fijn, want dat geeft de ruimte om fondsen te werven met andersoortige werkzaamheden. Het aanhouden van beleggingen, verstrekken van leningen en verhuren van vastgoed hoeft daarmee niet in de weg te staan aan de ANBI-status. Ook het verrichten van commerciële diensten (bijvoorbeeld de souvenirshop/museumwinkel bij een museum), waarvan de opbrengsten algemeen nuttig worden aangewend, is dus toegestaan. Belangrijk is daarbij wel dat duidelijk is dat de rendementen worden aangewend voor het algemeen nuttige doel dat de instelling nastreeft.
Ad b. Algemeen belang of particulier belang? Of het algemeen belang wordt gediend, is afhankelijk van de doelgroep. Hierbij dient te worden gekeken naar de omvang van de doelgroep en de hoedanigheid hiervan (Hof Den Bosch 9 juni 2011, nr. 10/00636, V-N 2001/55.1.4). In sommige gevallen is evident sprake van een algemeen belang. Denk aan ‘het bestrijden van armoede in Afrika’. Maar wat nu als het doel is ‘leuke uitjes organiseren voor kinderen in Nederland die leven onder de armoedegrens’, zoals de stichting Samen Lachen? Of nog specifieker, voor kinderen in bijvoorbeeld Amsterdam? De doelgroep wordt steeds beperkter, maar er zal in dit geval geen
twijfel over bestaan dat sprake is van een algemeen belang. Maar waar ligt dan het omslagpunt, waarop geoordeeld moet worden dat de ‘beperkte doelgroep‘ zó beperkt is dat sprake is van een particulier belang? Bij een besloten groep (alleen kinderen uit de klas van Juf Roos mogen mee op een uitje), leden van bijvoorbeeld een vereniging (de sportclub) of personen die op een of andere wijze zijn gelieerd aan de instelling (bestuur of donateurs), kan geoordeeld worden dat een particulier belang wordt nagestreefd en niet het algemeen belang.
Daarnaast kan sprake zijn van een particulier belang wanneer sprake is van ‘quid pro quo’, dat wil zeggen: wanneer je krijgt waarvoor je betaalt. Ook hierin is weer een nuance aan te brengen. Wordt de opbrengst namelijk gebruikt voor het algemeen nut, dan kom je niet toe aan deze toets. Een voorbeeld: koop je een mooie prent in de museumwinkel van het Van Gogh museum, dan hoeft de ‘quid pro quo’-toets niet plaats te vinden. De opbrengst wordt gebruikt om het museum in stand te houden en de prijs van een toegangskaartje betaalbaar te houden voor het publiek. Koop je echter een schilderij voor een zakelijke prijs in een galerie, dan is wel sprake van ‘quid pro quo’. Hoe cultureel deze aankoop ook moge zijn, er is geen sprake van een algemeen nuttige galerie. Worden die schilderijen echter verkocht tegen een veel lagere prijs, met het doel kunst beschikbaar te maken voor mensen die financieel minder ruimte hebben, dan zou wel gesproken kunnen worden van een algemeen nut.
8
PE Notariaat 2022/2
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48