Draagplichtovereenkomst biedt ook vanaf 2022 uitkomst bij een ongelijk eigenwoningverleden
Wanneer partners samen geld moeten lenen om een eigen woning te kopen, rijst de vraag hoe dit het beste kan worden vormgegeven, zeker als voor ten minste een van de partners deze woning niet de eerste koopwoning is en wanneer de inbreng van eigen geld niet gelijk is. In een samenlevingscontract of huwelijkse voorwaarden/partnerschapsvoorwaarden vastgelegde afspraken kunnen uitkomst bieden, ook al heeft de wetgever sinds 1 januari 2022 nieuwe wettelijke regels ter vervanging van het beleidsbesluit van 30 januari 2018 geïntroduceerd. In deze bijdrage worden de nieuwe regels behandeld en wordt bezien of het nuttig en/of nodig is om onderlinge afspraken te maken over de draagplicht van de voor de woning aangetrokken financiering. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ongehuwde samenwonende partners en met koude uitsluiting gehuwde (of geregistreerde) partners enerzijds en gehuwde/geregistreerde partners waarbij sprake is van een huwelijksgemeenschap anderzijds.
mr. A.J.M. (Xander) Arends is geruime tijd werkzaam geweest in de fiscale vaktechniek bij belastingadvieskantoren naast zijn docentschap bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Thans is hij adviseur bij FBN Juristen. Daarnaast publiceert hij geregeld in fiscale vakbladen, is hij als auteur verbonden aan de Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting en is hij vaste commentator in NTFR.
Inleiding
Wanneer partners extern moeten lenen voor de financiering van een gezamenlijk te kopen eigen woning leidde de toepassing van de wet tot 1 januari 2022 tot gemis aan renteaftrek in box 1 wanneer beide partners een van elkaar afwijkend eigenwoningverleden hadden.
Gemis aan renteaftrek kon zich voordoen wanneer partners geen afspraken hadden gemaakt over de draagplicht van bij de gezamenlijke koop van een woning ook gezamenlijk aangegane leningen en de situatie ontstond dat een aan een partner toegerekende helft van een lening (deels) niet voldeed aan de voorwaarden die de wet daaraan tot en met 2021 stelde. Bijvoorbeeld in de volgende situaties:
a. als gevolg van toepassing van de eigenwoningreserve bij de bepaling van de maximale eigenwoningschuld van de partner met eigenwoningverleden is de omvang van de helft van de gezamenlijk aangegane leningen hoger dan de voor deze partner geldende maximale eigenwoningschuld (het meerdere is dan een box 3-schuld); b. een aan een partner toegerekende helft van een lening is aflossingsvrij en deze partner heeft geen recht op het overgangsrecht (het niet-kwalificerende deel van de lening is een box 3-schuld); c. een toegedeelde annuïtaire lening kent een langere aflossingstermijn dan maximaal voor de betreffende partner is
toegestaan. Dit deel van de lening wordt in box 3 in aanmerking genomen; en d. de aankoop van de eigen woning wordt deels met (buiten de huwelijksgemeenschap vallend) eigen geld gefinancierd, waarbij de partners niet evenveel bijdragen en waardoor ter zake van de helft van het verschil in bijgedragen eigen geld de partner met de hoogste bijdrage een vordering krijgt op de andere partner. De daartegenover staande schuld is geen eigenwoningschuld (art. 3.119a lid 6 onderdeel c Wet IB 2001).
Ook zonder onderling gemaakte afspraken kon rentegemis worden voorkomen door een beroep te doen op het Besluit van 30 januari 2018 waarin was goedgekeurd dat partners fiscaal hun gehele eigenwoningverleden gelijkelijk onderling mochten verdelen indien zij samen een woning 50/50 hebben gekocht en ook gezamenlijk de leningen in die verhouding zijn aangegaan. Aan toepassing van het besluit kleefden bezwaren die naar voren komen zodra de partners uit elkaar gaan. Vandaar dat onderling gemaakte afspraken de voorkeur hadden om deze nadelen te voorkomen. Per 1 januari 2022 is genoemd besluit ingetrokken en vervangen door wetgeving waarin voor een andere oplossing dan in het besluit is gekozen. Met deze wetswijzigingen wordt beoogd de toepassing van de bijleenregeling en de aflossingsstand in partnerschapssituaties rechtvaardiger te maken en onbedoelde renteaftrekbeperkingen te voorkomen. Een belangrijk verschil met het besluit is dat de nieuwe wettelijke regeling voor elk aspect van het eigenwoningverleden
fbn.nl/pe-notariaat
35
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48