search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Tekst: Frank van Wijck Beeld: Werry Crone/HH


interessant vinden, maar ook werkgevers kunnen in bepaalde gevallen vergoeding bieden. En onze patiënten hebben er ook zelf wat voor over als ze goed en snel geholpen kunnen worden.”


Gewoon ergens beginnen ‘Bewezen effectief werken’ sluit goed aan bij de huidige visie op kwaliteit van verleende zorg. Berendsen: “Juist over dit gegeven hebben zowel de zorgverzeke- raars en KNGF als de fysiotherapeut zelf een uitgesproken mening, maar vaak sluiten de visies niet naadloos op elkaar aan. Eigenlijk is er nog te weinig van terechtgekomen, omdat iedereen op een eilandje zit en dreigt vast te houden aan zijn eigen opvattingen over kwaliteit.” De coöperatie Fysio-Omni in Zeeuws- Vlaanderen heeft hiervoor samen met een zorgverzekeraar de pilot ‘Kwali- teit in beweging’ opgezet. “We willen gezamenlijk tot bewezen effectieve zorg komen en dan moet je gewoon ergens beginnen”, zegt Berendsen. “En geza- menlijk betekent in ons geval CZ, KNGF en kwaliteitscentrum IQ Healthcare. We willen bewijzen dat de behandeling die we bieden, kwaliteit heeft op basis van outcome-meting gebaseerd op PROM’s (Patient Reported Outcome Measures). We durven ons hierin als fysiotherapeu- ten kwetsbaar op te stellen, omdat we ge- loven dat iets wat je gezamenlijk oppakt een grotere kans van slagen heeft.” Deze aanpak vraagt om samenwer-


king. Van oudsher waren fysiotherapeu- ten solisten, erkent Berendsen. Maar in het huidige, marktgerichte werkveld hebben ze een andere positie gekregen. “Dan red je het als solist niet meer als je voor je patiënten een rol wilt spelen in ketenzorg”, zegt hij. “De keten strekt zich uit naar ziekenhuizen, huisartsen, diëtisten en andere eerstelijns profes- sionals. Daarin moet je een serieuze gesprekspartner zijn. Ook voor de zorg- verzekeraars, want die willen niet met tachtig fysiotherapeuten individueel het gesprek aangaan.” De laatste twee opties – diensten aan-


bieden in het kader van de Wmo of aan werkgevers – zijn verre van eenvoudig, stelt Berendsen. De gemeenten krijgen


per 2015 extra taken, die ze moeten gaan uitvoeren tegen 75 procent van het bud- get dat er nu voor beschikbaar is. “Denk dus mee over wat dit voor hun toekomst gaat betekenen”, zegt Berendsen. “Als je kijkt naar hoe hun populatie er in 2030 uitziet, weet je dat aandoeningen van het bewegingsapparaat het grootste pro-


je het niet meer in deze tijd’


bleem zullen vormen. Daarop kunnen gemeenten en fysiotherapeuten samen wijkgericht beleid ontwikkelen. Liefst ook samen met ergotherapeuten, huis- artsen, diëtisten, enzovoort. Ook hier staat dus weer de ketengedachte voorop.


‘Als solist red


De gemeenten kunnen dit probleem al- leen maar samen met het veld oplossen.” Net als gemeenten zijn ook werkgevers


voor fysiotherapeuten doorgaans een nieuwe partij. Maar werkgevers willen wel gezondheidsplannen ontwikkelen voor hun werknemers en daarin kunnen fysiotherapeuten een rol spelen. “Vooral in termen van preventie of een snelle interventie, zelfs op de werkplek”, zegt Berendsen, “en dat is voor zowel de werk- nemer als de werkgever interessant.” De kern van het model dat KNGF, VvAA en de Argumentatiefabriek schetsen, is samenwerking. “Je nek uitsteken en partijen met elkaar verbinden”, noemt Berendsen het. “En het model dat we heb- ben ontwikkeld, is ook interessant voor andere (para)medische beroepsgroepen. Denk aan diëtisten of logopedisten, maar ook aan huisartsen en apothekers. Eigen- lijk zijn alle partijen in de eerste lijn op zoek naar nieuwe verdienmodellen.”


Kansen voor diëtisten en logopedisten


Zoals JanDiet Berendsen stelt, zijn fysiotherapeuten niet de enige paramedici die door de omstandigheden worden gedwongen om na te denken over nieuwe verdienmodellen. De Nederlandse Vereniging van Diëtisten stimuleert haar leden om op zoek te gaan naar meerdere inkomstenbronnen. De diëtisten concentreren zich hierbij vooralsnog op de gemeenten, stelt beleidsadviseur Nora Bakker van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten. “Wij stimuleren onze leden om contact te zoeken met gemeenten voor gezamenlijke productontwikkeling in het kader van de Wmo. Diëtisten kunnen op het gebied van preventie heel veel voor gemeenten betekenen. Bij bijna ieder preventieproject dat gemeenten kunnen ontwikkelen, is wel een relevante voedingscomponent te bedenken. Daarnaast zien we een toe- name van preventie op de werkvloer, waarbij diëtisten bedrijven en medewerkers adviseren.” Voor de logopedisten ligt de zaak wat gecompliceerder, stelt beleidsmedewerker


Marliek Schulte van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. “Juist de financieringsstromen die buiten de Zorgverzekeringswet om gingen, zoals pre- ventieve logopedie, komen nu onder druk te staan omdat gemeenten hierop fors bezuinigen. In het kader van de gelden voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE) liggen mogelijkheden voor ons, omdat de grote gemeenten hiervoor extra geld toebedeeld krijgen. Helaas worden logopedisten weinig ingezet ter ondersteuning van het VVE-beleid.” Wel zijn de logopedisten bezig met productontwikkeling in het kader van


afwijkend mondgedrag of verstandelijk gehandicaptenzorg. Schulte: “We willen hiervoor producten gaan aanbieden op basis van fixed price en daar staan de zorgverzekeraars positief tegenover.”


ArtsenAuto februari 2014 023


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92