‘Hulpverlening is de rode draad in mij n leven. Dat nam grote vormen aan toen ik ontwikkelingswerk ging doen. Ik haalde mij n grootrij bewij s en ging onder andere aan de slag in Soedan. Dat was in de jaren tachtig, de tij d van Live Aid. Eerder werkte ik op een kibboets in Israël. Eenmaal weer in Nederland ging ik aan de slag als hulpverlener op een gesloten afdeling voor verstandelij k gehandicapten. Maar ook privé zat ik niet stil: ik trok bij voorbeeld met de motor door Azië en reed langs de Pakistaanse en Afghaanse grens. Overal maakte ik heftige dingen mee, maar dat was nooit een punt omdat ik met mij n vriend Harrie, een oorlogsjournalist, er goed over kon praten. Toen hij overleed, merkte ik dat ik behoefte had aan een nieuwe sparringpartner. En zo kwam ik terecht in het vetera- nencircuit. Ondanks dat ik zelf geen veteraan ben, voelde ik me er direct op mij n plek. Ik kon meeliften op de kameraadschap. Gelukkig werd geaccepteerd dat ik geen veteraan ben. Een of twee keer per week ga ik naar plekken waar veteranen elkaar ontmoeten. Via mij n huisarts word ik ingezet als nuldelij nsondersteuner. Door hem ben ik nu zo’n twee jaar buddy voor een veteraan. Het klikt goed tussen ons en er is vriendschap ontstaan. Hij woont om de hoek en we praten veel. Het gaat de laatste tij d steeds beter met hem. Dat is fij n om te zien en – misschien gek – ook een soort van beloning. Het buddy zij n brengt mij ook veel. Het is een fij n gevoel om iemand te kunnen onder- steunen. Het geeft mij energie.’