search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
VAKTECHNIEK ▶▶▶


blaar voorbij kwam. Vervolgens werd per stal één gemiddelde bepaald van de drie meetmomenten en twee observatoren. Om de prevalentie te bepalen werd dit ge- relateerd aan de bandsnelheid van de slachtlijn (6.000 dieren per uur). Naast de genoemde waarnemingen zijn ook de technische resultaten per hok van het onderzochte koppel en twee voor- gaande koppels bestudeerd. Bij het huidi- ge koppel ging het om na te gaan of er verschillen zijn tussen de stallen 1 en 2 met de ‘anti-opzit’ grill en de stallen 3 en 4 met de oude grill aan de andere kant. De voorgaande koppels zijn in de vergelijking meegenomen om na te gaan of er structu- rele verschillen zijn tussen de stallen.


Verschil met ‘anti-opzit’ grill In tabel 1 zijn de resultaten van de waar- nemingen aan borstblaren tijdens de leg- periode en het slachtmoment weergege- ven. Uit de resultaten blijkt dat op 35 weken leeftijd in geen van de stallen borstblaren werden aangetroffen. Echter, op 45 weken leeftijd werd bij 30% van de dieren in de stallen met de oude grill borstblaren waargenomen. Bij de stallen met de nieuwe ‘anti-opzit’ grill werd geen enkel dier met borstblaren aangetroffen. Op 51 en 58 weken leeftijd werden verge- lijkbare resultaten gevonden. Tijdens het slachten was het verschil kleiner, maar was de prevalentie van borstblaren bij de stallen met de oude grill vijfmaal hoger dan bij de stallen 1 en 2 met de ‘anti-opzit’ grill. Opgemerkt wordt dat tijdens de


De grill boven de voergoot dusdanig aanpassen dat de dieren er niet meer op kun- nen zitten blijkt een groot verschil te maken in het voorkomen van borstblaren.


slacht de ernst van de borstblaren bij de stallen 3 en 4 met de oude gril groter leek. De borstblaren waren in het algemeen groter en duidelijker aanwezig. Samenvattend is er een duidelijk verla- gend effect op de prevalentie van borst- blaren door het toepassen van de ‘anti-op- zit’ grill. Door de resultaten van dit praktijkexperiment adviseren we vermeer- deraars die te maken hebben met borst- blaren bij hun dieren het voersysteem aan te passen. Dit kan door het voersysteem oplierbaar (in combinatie met anti-opzit grillen) te maken, of als dit niet kan in ver- band met het draagvermogen van de spanten, de oude grillen te vervangen door ‘anti-opzit’ grillen.


Financiering & partners


Het vleeskuikenouderdierenonderzoek wordt uitgevoerd met subsidie van het ministerie van LNV en de verschillende partners van het project Breeders In Ba- lance (BIB). Dit onderzoek is tevens on- derdeel van de Onderzoeksagenda Ne- derlandse Pluimveesector uitgevoerd door Avined. De onderzoekers danken pluimveehouder Barry van Horrik in So- meren (N.-Br.) heel hartelijk voor zijn hulp en inzet tijdens het onderzoek.


30


Het BIB-project bestaat uit de volgende partijen: Pluimned (Stuurgroep opfok en vermeerdering LTO/NOP en NVP), Minis- terie van LNV, ABZ Diervoeding, Avia- gen-EPI BV, Cobb Europe BV, De Heus Voeders BV, De Hoop Mengvoeders BV, Hubbard Nederland, Jansen Poultry Equipment, Kuikenbroederij Van Hulst BV, MSD Animal Health Nederland, Poul- tryPlus BV, Veterinair Centrum Someren en Wageningen Livestock Research.


▶PLUIMVEEHOUDERIJ | 30 april 2020


Vermoedelijk betere productie In tabel 2 zijn de technische resultaten van de laatste twee koppels met in alle stallen de oude grill en het laatste afgele- verde koppel (experiment met oude en ‘anti-opzit’ grill) weergegeven. Uit de tabel blijkt dat tijdens de twee voorgaande kop- pels er geen verschillen waren in produc- tie tussen de stallen 1 en 2 ten opzichte van de stallen 3 en 4. Vaak ziet men op be- drijven duidelijke verschillen tussen stal- len, waarbij specifieke stallen altijd beter produceren. Dit lijkt bij het onderzochte bedrijf niet het geval te zijn. Opvallend zijn de cijfers voor het koppel opgezet begin 2019 (experiment). De uit- val was bij de stallen met de ‘anti-opzit’ gril 1,5% lager terwijl de productie ruim zeven eieren hoger was. Het onderzoek is slechts bij een koppel uitgevoerd, maar we hebben wel indicaties dat een lagere prevalentie aan borstblaren een positief effect heeft op de productie van de die- ren.


Conclusie Uit het onderzoek blijkt dat door het toe- passen van een ‘anti-opzit’ grill de preva- lentie van borstblaren bij ouderdieren mi- nimaal vijfmaal lager is. Tevens zijn er indicaties dat de lagere prevalentie aan borstblaren kan resulteren in een lagere uitval en hogere productie.


FOTO: GEA HOGEVEEN/WLR


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40