De overlevende
29
d ‘Genocide
Alma Mustafic was 14 jaar toen de Bosnische Serven haar vader Rizo Mustafic vermoordden tijdens het bloedbad van Srebrenica. 25 jaar later pleit Mustafic voor een open en eerlijk gesprek tussen nabestaanden en de Dutchbat-veteranen. ‘Vergeet Srebrenica niet.’
Tekst Johan Kroes Fotografi e Mark van der Zouw
‘Ik heb een onbezorgde jeugd gehad in ‘the Silver City’, zoals we Srebrenica noemden. Het was in die tijd een prach- tige en welvarende stad, gelegen in een prachtige omgeving met veel groen en bergen. Er woonden ongeveer vierdui- zend mensen. Mijn ouders hadden een goede opleiding en een goedbetaalde baan. Mijn moeder werkte als architect en mijn vader was elektricien. Daardoor konden we ons veel veroorloven. We hadden bijvoorbeeld, net als bijna iedereen in Srebrenica, een groot huis en we gingen vaak op vakantie. Samen met mijn familie en vrienden heb ik in Srebrenica een gelukkige tijd gekend.
Dat veranderde toen in 1992 de oorlog uitbrak. Geleidelijk aan begonnen de Servische milities ons het leven zuur te maken, met als doel dat wij zouden wegtrekken. Ze plunderden onze win- kels en staken huizen in brand. De dor- pen in de omgeving werden een voor een ingenomen en inwoners kwamen als vluchteling naar Srebrenica. Mijn ouders stelden ons huis open en op een gegeven moment hadden we in iedere kamer een gezin wonen.’
Onbeschrijfelijke tocht ‘Mijn vader werkte toen als elektricien voor Duchbat, waardoor er regelmatig Nederlandse militairen over de vloer kwamen. Daar heb ik leuke herinnerin- gen aan. Srebrenica was toen een groot openluchtconcentratiekamp, dus iedere afl eiding was welkom. Ze brachten lek- kere dingen mee en we vonden het leuk om ons Engels te oefenen. Wij keken tegen ze op en vertrouwden ze volledig. Mijn vader had een goede band met hen en zag ons graag in Nederland wonen. ‘Breng mijn kinderen uit dit verschrik- kelijke land’, zo zei hij vlak voor de val van Srebrenica tegen mijn moeder. Op 11 juli 1995 vielen de Servische milities
uurt voort, vergeet ons niet’
de stad binnen en vluchtten wij naar de Nederlandse compound in Potoc
ˇari.
Door het werk van mijn vader dachten we daar veilig te zijn, maar na drie dagen moesten wij die plek verlaten en werden we door de militairen van Dutchbat naar buiten begeleid. Het is bijna niet te beschrijven hoe extreem bang ik toen was. We waren ervan overtuigd dat we het niet zouden redden. Ik weet nog dat ik mijn stappen telde en dacht over twintig stappen sta ik buiten en is het voorbij. In de ogen van de Servische soldaten die ons ston- den op te wachten zag je de wraaklust. Toen we buiten de compound waren, werd mijn vader vrijwel meteen van ons gescheiden. Hij had mijn zusje van twee jaar oud nog op de arm en het beeld dat hij haar aan mijn moeder gaf, is het laatste wat ik van hem gezien heb.
‘Iedere afl eiding was welkom in Srebrenica’
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76