24
‘Die 6e juli ben ik de hele dag in de bunker gebleven’
‘laaiend’ toen niets terechtkwam van alle toezeggingen die andere landen hadden gedaan. ‘We stonden er heel slecht voor.’ Voelde hij zich machteloos, daar beneden in de bunker? ‘Niet tijdens de gebeurtenissen. Toen waren we alleen maar heel hard aan het werk. Wel daarna.’ Hilderink is er de man niet naar om in een interview lang bij zulke emoties stil te staan, maar ook aan hem vrat de nasleep van de missie.
Atoombunker Op 6 juli 1995 trekken Servische eenhe- den het zuiden van de enclave binnen. Ze hebben tanks en er wordt geschoten met houwitsers en mortieren. De Bosnische moslims schieten terug. ‘Ik had mijn kantoor boven en kwam normaal gesproken twee keer per dag in het DCBC. Maar op die 6e juli ben ik ’s ochtends naar de bunker gegaan en er gebleven.’ Het DCBC is gevestigd in de atoom- bunker onder het ministerie van Defensie aan het Plein in Den Haag. Een overblijfsel van de Koude Oorlog met slaapruimtes, douches en commu- nicatielijnen. ‘Er stonden nog een paar telefoons met zo’n hendel, voor interne gesprekken. Als we een gesprek wilden opnemen, moesten we dat zelf doen met een oude cassetterecorder.’ Tijdens de gevechten in de enclave sliepen er soms een stuk of vijf mensen, herinnert
Hilderink zich. ‘Meestal twee of drie. Tijdens de ochtendbriefi ng was het druk met militairen en burgers van ver- schillende ministeries. Die waaierden daarna uit naar boven.’ Hilderink had de dagelijkse leiding in het DCBC, bijgestaan door kapi- tein-luitenant-ter-zee P.P. Metzelaar. ‘We sliepen samen op een kamer. Dan zat je op de rand van je bed nog dingen door te nemen. Waarom kunnen we dit niet en dat niet?’ Hij belde veel met Nederlandse offi cieren op sleutelposi- ties in de VN-bevelslijn en bij de NAVO. Rechtstreeks contact met Dutchbat liep via de landmacht die een eigen crisis- centrum had in de Julianakazerne, drie kilometer verderop.’
Grimmig Als souschef Operatiën diende Hilderink de gegevens aan te dragen voor discussies op het hoogste militaire en politieke niveau. Minister Voorhoeve was vaak in de bunker. ‘We hoefden zijn kabinetschef maar te bellen en hij kwam. Hij sliep er soms ook.’ Voedsel werd gebracht; soms was er nasi uit de magnetron. ‘Ik ben zelf uitgezonden geweest, lang niet zo heftig, maar ik kon me een beetje verplaatsen in de toestand. Het was zo raar om het alle- maal in de bunker vanachter een kop koffi e te bekijken.’ Hilderink bleef in het crisiscentrum totdat Dutchbat uit de enclave was te- ruggetrokken. Eén avond ging hij even naar huis voor het eindexamenfeestje van een van zijn kinderen. Voorhoeve
leende hem zijn auto met chauff eur. ‘Het was een schizofrene ervaring om het ge- wone leven in te stappen met alles wat er in Srebrenica aan de hand was.’ Op 8 en 9 juli nemen de Serviërs de ene na de andere observatiepost in. Zo’n dertig Dutchbatters worden gevan- gengenomen en gegijzeld in het dorpje Bratunac. Als de Dutchbatters van OP- Foxtrot zich willen terugtrekken, wordt soldaat Raviv van Renssen gedood door Bosnische moslims. De stemming in de bunker werd daardoor grimmiger. ‘Tegelijkertijd waren we verwonderd dat er niet eerder slachtoff ers onder onze mensen waren gevallen.’
Intussen wordt in de bunker veel gedis- cussieerd, met name over luchtaanval- len. Het is niet Nederland dat bepaalt of luchtaanvallen worden uitgevoerd, maar de VN in samenspraak met de NAVO. Wel is het gebruikelijk dat het betrokken land vóór een luchtaanval wordt geconsulteerd. Wat zou dan het Nederlandse standpunt zijn? Hilderink herinnert zich dat Chef Defensiestaf Van den Breemen de discussie be- slechtte: ‘Hij vond dat de commandant te velde, overste Karremans, moest bepalen of hij luchtsteun nodig had. Niet wij, op grote afstand.’ Voorhoeve accepteerde dat. Als Karremans lucht- steun aanvroeg, zou Nederland dat besluit politiek steunen, ongeacht de risico’s voor Dutchbat. Maar dan moes- ten de luchtaanvallen wel nut hebben. Luchtmachtman Hilderink had daar sterke twijfels over. ‘We hadden mas- sale air strikes nodig, maar die waren onmogelijk wegens de gijzelaars. Close air support, waarbij alleen wapens mochten worden uitgeschakeld die op ons vuurden, zou weinig uithalen. Bovendien kon dat niet ’s nachts.’
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76