This page contains a Flash digital edition of a book.
EERSTE ONDERZOEK NAAR ZELFDODING ONDER NEDERLANDSE VETERANEN Uitgezonden


militairen plegen niet vaker zelfmoord


Zelfdoding onder veteranen komt verhoudingsgewijs niet vaker voor dan bij niet-uitgezonden militairen of bij een vergelijkbare groep werkende mannen uit de Nederlandse bevolking. Dat is een van de uitkomsten van het onder- zoek dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu over de periode 2004-2012 uitvoerde in opdracht van het ministerie van Defensie.


Door: Jacco Duel Foto’s: Martin Roemers


D


e tekst hiernaast komt van een plaquette bij het Monu- ment voor Vredesoperaties in Roermond. De tekst ver-


wijst ook naar veteranen die, zoals dat soms wel wordt genoemd, ‘uitgesteld zijn gesneuveld’. Veteranen kunnen negatieve gevolgen ervaren van een uitzending. Voor sommige veteranen betekent het dat ze moeten omgaan met fysieke klachten, bijvoorbeeld door een verwonding. Anderen kampen (ook) met psychische klachten als angst, boosheid, terugkerende herinneringen aan traumatische gebeurtenissen of depressieve gevoelens. Bij de meeste veteranen zijn de klachten van voorbij- gaande aard. Voor anderen kunnen de klachten zo ernstig zijn dat ze het leven van de veteraan of zijn naasten lang- durig (zeer) negatief beïnvloeden. Voor sommige veteranen kunnen de klachten vanwege de uitzending zo ernstig zijn, al dan niet in combinatie met andere problemen, dat ze uiteindelijk geen andere uitweg meer zien dan een eind aan hun leven te maken. Hoeveel veteranen maken een eind aan hun leven? En zijn dit er verhou- dingsgewijs meer of minder dan bij degenen die niet uitgezonden zijn? Zijn er verschillen tussen veteranen van verschillende missies? Deze vragen


36 NOVEMBER 2015


komen regelmatig naar boven, vooral vanwege terugkomende berichten uit de Verenigde Staten over grote aantallen veteranen die daar omkomen door zelf- doding na de uitzending.


Onderzoek Recent heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in opdracht van het ministerie van Defensie een onderzoek naar zelfdoding onder


Voor het onderzoek zijn de gegevens van bijna 74.000 mannelijke militairen gebruikt. Er waren te weinig vrouwe- lijke veteranen en zelfdodingen onder vrouwelijke veteranen om hiernaar verantwoord onderzoek te kunnen doen. Deze mannelijke militairen zijn allemaal in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2012 in dienst geweest. Daarbij maakte het niet uit of dat een deel van de periode was of de gehele periode. Van deze militairen was 55 procent veteraan. In het onderzoek rekent men tot vetera- nen alle militairen, gemilitariseerde burgers en reservisten die ten minste dertig aaneengesloten dagen zijn uit- gezonden.1 Hier maakte het niet uit of dat een uitzending voor 2004 of in de periode van 2004-2012 was. Daarnaast is een groep mannen geselecteerd uit de Nederlandse bevolking van ongeveer dezelfde leeftijd als de veteranen die allen – net als de veteranen en de niet-


VOOR HEN DIE DOOR HET WERKEN AAN VREDE GEKWETST RAAKTEN EN UIT RESPECT VOOR DIEGENEN VOOR WIE DEZE LAST TE ZWAAR WERD


veteranen uitgevoerd. Het onderzoek moest antwoord geven op de drie bovenstaande vragen. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat er geen aanwijzing is dat in de periode 2004-2012 meer mannelijke vetera- nen zijn overleden door zelfdoding in verhouding tot militairen die niet veteraan zijn of een vergelijkbare groep werkende mannen uit de Nederlandse bevolking. Hieronder volgt een korte toelichting op het onderzoek.


uitgezonden militairen – werk hadden op het moment dat voor hen de onder- zoeksperiode begon. De gegevens uit de bestanden van Defensie en de steek- proef uit de bevolking zijn – rekening houdend met de Wet Bescherming Per- soonsgegevens – gekoppeld aan gege- vens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS houdt onder meer bij wat voor eenieder in Nederland de officiële (door een arts vastgestelde) doodsoorzaak is.


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65