search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
015


mooier je cijfers, hoe meer je verdient. Als je gaat kijken, dan ga je dingen vinden. Dan blijkt een overlijden misschien toch door een compli- catie van een operatie te komen in plaats van door een hartinfarct. Wat gevolgen heeft voor de sterftecijfers, hetgeen weer gevolgen heeft voor de contractering door de zorgverzekeraar. Als elk ziekenhuis obductie als routine aan- biedt, neem je bovendien de schroom weg bij artsen. Nu voelt het aanvragen van een obductie voor veel artsen toch een beetje als een motie van wantrouwen tegen zichzelf.” En hoe de schroom weg te nemen bij nabe-


staanden, die het niet prettig vinden dat het lichaam van een naaste wordt ‘toegetakeld’? “Het is een aanvraagprobleem, geen toestem- mingsprobleem. Als nabestaanden goed wordt uitgelegd wat obductie inhoudt en wat de meerwaarde ervan is, denk ik dat zij heel graag de ware doodsoorzaak willen weten.” Van het alternatief voor de klassieke obductie, de zoge- naamde ‘minimaal invasieve autopsie’ waarbij MRI- en CT-scan worden gebruikt, moet Van de Goot niets weten. “Daardoor worden obducties alleen maar onnodig duur. Je hebt dure appa- ratuur en duur personeel nodig en het is duur in onderhoud. Bovendien moet je nog steeds biopten afnemen en materiaal verwerken. Ik heb aan een tafel, een assistent en een mes genoeg om het overgrote deel van de pathologie in kaart te brengen.”


Liefst onzichtbaar Om zijn pleidooi voor obducties voor het voet- licht te brengen, zoekt Van de Goot de media op. Zo speelt hij de hoofdrol in het WNL-pro- gramma Doden liegen niet. “Het liefst werk ik onzichtbaar, maar als je in de woestijn staat te roepen en niemand weet dat, is dat wel een beetje zuur.” Hij wil het grote publiek erop wijzen dat men


een obductie ‘gewoon kan aanvragen via de huisarts’, maar ook collega’s in de zorg door- dringen van het belang ervan. “Er is zo weinig aandacht voor het onderwerp doodsoorzaak. In de opleiding geneeskunde is de pathologie nagenoeg verdwenen. Een obductie bijwonen, is niet meer verplicht. Dat merk ik als ik een briefe van een arts krijg: ‘Gezicht graag intact houden, familie wil nog afscheid nemen.’ Wat denken ze? Dat we een lichaam in repen snij- den? Laten we in godsnaam pathologie en lijk- schouw verplicht in het curriculum opnemen om toekomstige collega’s bekend te maken met het vakgebied. Toen ik in de opleiding vertelde dat ik patholoog wilde worden, zei men: hou je niet van mensen? Als ik nu aan studenten vertel dat ik als patholoog vooral met levende mensen werk, kijken ze me glazig aan. Ja, ik ben obductiepatholoog, maar ik ben óók neuropa-


‘De ware doodsoorzaak lijkt ons in Nederland helaas niet zo veel te kunnen schelen’


tholoog. Een flink deel van mijn tijd werk ik met hersentumoren. Obductiepathologie is een specialisme. Wat mij betreft hebben we meer obductiepathologen nodig, zodat we meer ob- ducties kunnen doen.” Van de Goot realiseert zich dat het niet zo


makkelijk is dokters ervan te overtuigen voor dit vakgebied te kiezen. “Het ontleden van lijken is niet iets dat bij het empathische type past. Veel pathologen hebben autistische trekjes. An- ders lukt het niet om een half uur gebiologeerd naar één cel te zitten staren. Zelf zit ik fors in het autistisch spectrum, kan ik wel zeggen. Als obductiepatholoog moet je daarnaast achterdochtig zijn. Alles in twijfel trekken om te weten te komen waaraan iemand dood is gegaan. Ik vind dat heel erg leuk en belangrijk, maar helaas lijkt de ware doodsoorzaak ons in Nederland niet zo veel te kunnen schelen.”


<


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77  |  Page 78  |  Page 79  |  Page 80  |  Page 81  |  Page 82  |  Page 83  |  Page 84  |  Page 85  |  Page 86  |  Page 87  |  Page 88  |  Page 89  |  Page 90  |  Page 91  |  Page 92  |  Page 93  |  Page 94  |  Page 95  |  Page 96  |  Page 97  |  Page 98  |  Page 99  |  Page 100