search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Interview


45


terroristen actief zijn. Pas nadat hij de indringer heeft neergeschoten, blijkt het iemand geweest te zijn die om eten kwam vragen voor zijn kinderen, die doof was of wanhopig op zoek naar medische hulp. Dit soort verhalen kom ik heel veel tegen. Je kunt zeggen: die soldaat stond voor een moreel dilemma, maar ik zie hem als iemand die met reden een instructie opvolgde. En daarbij doodde hij iemand die hij achteraf niet had willen doden. Ook dat kan tot moreel trauma leiden.’


In uw boek Afterwar komen relatief veel verhalen voorbij van vrouwen in de krijgsmacht. ‘Het wordt gemakkelijk vergeten, maar in de Verenigde Staten bestaat de krijgsmacht voor bijna 20 procent uit vrouwen. Zij opereren in een hypermasculiene wereld. Seksueel geweld tegen mannen komt ook voor in het leger. Maar vrouwen hebben daarnaast vaak te maken met heel subtiele, terloopse vormen van seksuele intimidatie. Een vrouw vertelde me bijvoorbeeld dat haar ondergoed steeds gestolen werd.


“It’s trivial stuff”, zei ze. Je zit in een oorlogsgebied, dus je gaat daar geen punt van maken. Terwijl ze er behoor- lijk van uit haar evenwicht raakte en een tijd lang een mes onder haar uniform droeg. Ook dit soort dingen leiden tot morele schade. Slachtoffers van seksuele intimidatie of geweld denken niet zelden dat ze het over zichzelf hebben afgeroepen.’


Wat kunnen naasten doen voor een geliefde bij wie ze een moreel trauma vermoeden? ‘Ik ben geen clinicus, maar openheid zou mijn eerste advies zijn. Maak er op een empathische manier, zonder te oordelen contact over. En help iemand zoeken naar goede hulp. In de Verenigde Staten is het taboe op psychische hulp nog best groot. Het destigmatiseren van psychische hulpverlening kan in zo’n geval ook heel steunend zijn.’


U stelt dat morele verwonding bij veteranen een maatschappelijke verantwoordelijkheid is. ‘Inderdaad. Met het uitzenden van mannen en vrouwen naar (gewezen) oorlogsgebieden, stellen we burgers uit naam van de staat bloot aan gevaren die hen levenslang fysiek en psychisch kunnen schaden. Dat


maakt van het trauma van veteranen een collectieve verantwoordelijkheid. In de Verenigde Staten nemen we die onvoldoende serieus. Wij kennen wel een Ministerie voor Veteranenzaken, maar dat heeft een gecentraliseerd aanbod en is slecht toegankelijk. Door de bureaucratie is het moeilijk je weg erin te vinden. Daarnaast zijn er duizenden, vaak onderling concurre- rende particuliere organisaties, met gespreksgroepen, sportactiviteiten of gezondheidszorg. Hun aanbod is versnipperd en niet altijd even goed. De praktijk in de Verenigde Staten is nog steeds dat veel veteranen in hun eentje worstelen met een trauma. Dat zij nog geen half procent van de bevolking zijn, is ook niet bevorderlijk voor de publieke belangstelling die hen ten deel valt. Je kunt hun lot dus heel gemakkelijk buiten je eigen blikveld houden. Een veteraan die ik sprak zei: “They’re all out shopping at the mall, while we were down at war.”’


hun eentje met een trauma


Veel veteranen worstelen in


U bent inmiddels expert op het gebied van moral injuries in de krijgsmacht. Heeft uw werk iets ten goede veranderd voor Amerikaanse veteranen? ‘Mijn colleges en cursussen over oorlog en ethiek op universiteiten en militaire academies, maar ook de lezingen die ik geef in culturele centra en boekhan- dels, worden bezocht door militairen en veteranen, maar ook door burgers die niks van het leger of van missies weten. Ik vind het belangrijk dat deze groepen met elkaar de dialoog aangaan. Van militairen en veteranen die mijn optredens bijwonen of mijn boeken lazen, hoor ik vaak dat ze daardoor beter zijn gaan snappen wat hen belast en dat ze hulp zijn gaan zoeken. Ik ben blij als ik dat met mijn werk teweegbreng.’


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76  |  Page 77