Prestaties kwart hoogste en laagste koeien voor Better Life Efficiëntie en Better Life Gezondheid
Better Life Efficiëntie 25%
Better Life Efficiëntie
melkproductie (kg per dag) percentage vet percentage eiwit
voeropname (kg ds per dag) gewicht (kg)
ratio melk/voeropname gemiddelde pariteit
gemiddeld lactatiestadium (dagen)
slechtste –1,73
31,0 4,52 3,68
20,25 704 1,59 2,87 135
25% beste
9,47 32,4 4,42 3,60
19,67 643 1,70 2,46 131
Better Life Gezondheid 25%
Better Life Gezondheid aantal klauwaandoeningen tussenkalftijd (dagen) aantal inseminaties
celgetal (cellen per ml x 1000) afalfgemak (% licht)
afalfgemak (% normaal) afalfgemaak (% zwaar) ketose (%)
slechtste –1,58
1,7
399 3,1
256 5
89 2
17
25% beste
4,23 1,4
374 2,6
153 5
89 1
11
niet heel extreem op één kenmerk gaan selecteren. Een stier als Skalsumer Blitz met een hoge efficiëntie, maar een lage gezondheid hebben we links laten liggen. Dat geldt ook voor stieren met een ongewenst exterieur.’ Voor gezondheid kregen onder andere Jupiler, Bonjour, Atlantic, Rocky, Bravo, Titanium, Abel en Finder kan- sen. In de efficiëntiegroep waren dat Empire, G-Force, Magister, Jacuzzi, Endurance, Chuck, Jethro en Final.
Niet zo zwart-wit Vier jaar na de start van het project zetten de onder- zoekers de prestaties van de beide lijnen naast elkaar. Wat bleek? De melkproductie van de efficiëntiegroep lag 0,7 kg per dag hoger, maar voor voerefficiëntie ont- liepen de twee groepen elkaar nauwelijks. De gezond- heidsgroep scoorde licht beter voor de gezondheids- kenmerken, waarbij de verschillen voor tussenkalftijd (–11 dagen) en het percentage ketose (–5 procent) het grootst waren. ‘Er zijn accentverschillen,’ zo merkt Van der Linde op, ‘maar de verschillen tussen beide groepen zijn niet heel groot. We zien dat de efficiëntiegroep de gezondheidskenmerken er goed bij houdt en de gezond- heidsgroep best efficiënt produceert.’ Veerkamp sluit zich daarbij aan. ‘Het is niet zo zwart- wit als veehouders wel eens denken. Dit onderzoek laat zien dat fokken op efficiëntie niet betekent dat de koei- en automatisch minder gezond worden of omgekeerd.’
Fokdoel vasthouden
Tussen de groepen mogen de verschillen relatief klein zijn, maar hoe zit dat in de groepen zelf? Om dat te be- oordelen vergeleken de onderzoekers de prestaties van de 25 procent hoogst en de 25 procent laagst scorende dieren voor achtereenvolgens Better Life Efficiëntie en Better Life Gezondheid (zie tabellen). ‘Daar vonden we wél forse verschillen’, geeft Van der Linde aan. Zo produ- ceerden de efficiëntste dieren 1,4 kg meer melk dan hun minst efficiënte groepsgenoten, terwijl ze 0,6 kg droge stof minder opnamen. De voerefficiëntie van de top 25
procent lag daardoor 0,1 hoger. In de gezondheidsgroep realiseerde de top 25 procent een 25 dagen kortere tus- senkalftijd, een lager celgetal (–100) en minder ketose (–6 procent). ‘Zelfs bij kenmerken met een lage erfelijk- heidsgraad, zoals de gezondheidskenmerken, zie je dus dat je vooruitgang kunt halen als je consequent je fok- doel aanhoudt’, geeft Van der Linde aan. Dat vasthouden aan een bepaalde richting is daarbij wel cruciaal. ‘Al merkte ik in dit onderzoek ook dat dat in de praktijk niet altijd meevalt’, merkt Veerkamp op. ‘Een fokdoel uitspreken is simpel, een DNA-test doen ook. Maar ga je vervolgens selecteren welke kalveren je wilt aanhouden, dan is het nog best moeilijk om conse- quent te zijn. Dan heb je al snel de neiging om ook nog even naar de lactatiewaarde van de moeder te kijken.’ Consequenter gebruikmaken van fokwaarden bij de selectie van de vrouwelijke dieren levert meer vooruit- gang op, beaamt Van den Bosch, die ook wijst op de stijgende lijn in Better Life Efficiëntie en Better Life Gezondheid voor de jongste generatie kalveren. ‘Dat verschil tussen de huidige veestapel en de toekomstige generatie mag je straks ook verwachten als deze kalve- ren eenmaal aan de melk zijn.’
Milieukenmerken in vervolgproject Wat CRV en WUR betreft, blijft het niet bij dit onder- zoek. ‘Fokkerij is een kwestie van lange adem’, geeft Veerkamp aan. ‘Het is interessant om deze dieren lan- gere tijd te volgen en te zien wat ze bijvoorbeeld voor levensduur gaan doen. Ook het vergelijken van de gene- raties kan informatief zijn.’ In een vervolgproject willen de beide partijen naast deze twee selectielijnen ook meer de focus leggen op milieukenmerken. ‘Denk aan fosfaat en methaan bij- voorbeeld, maar ook ureum’, vertelt Van der Linde. ‘Deze kenmerken kunnen een rol spelen bij het fokdoel van de toekomst’, voegt Veerkamp toe. ‘Want de roep uit de maatschappij om een duurzame, gezonde en milieuvriendelijke koe wordt steeds luider.’ l
veeteelt SEPTEMBER 1 2019 53
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60