12
Strak in het pak
‘Ik voelde me behoorlijk stoer in de trein’
i
Mark Cappenberg
Sergeant-1 b.d. Mark Cappenberg (52) Was: administrateur 42 Bataljon Limburgse Jagers Nu: hoofdinspecteur bij de Nationale Politie Missies: IFOR-1 en SFOR-4 Meest gehaat: de blauwe PSU zwembroek van Defensie
Mark Cappenberg ‘In 1990 vervulde ik mijn dienstplicht. Ik zat dat jaar bij de vierde lichting en moest me melden in Ede. Nou, dan stap je met je gymschoenen in de tram, uitgezwaaid door je moeder en in Ede word je wakker in een viertonner. Je wordt door een magazijn heen geduwd waar je uitrolt als een militair met een plunjebaal. Je kijkt elkaar aan en staat te lachen, ineens bén je militair. Je baret zit natuurlijk nog wel als een vliegdekschip op je hoofd, maar je voelt je heel wat. En dat gevoel bleef.
Ik reisde al vrij snel ’s avonds met het OV naar huis en droeg dan altijd mijn uniform. Ik voelde me dan behoorlijk stoer. Je zorgde natuurlijk wel dat als je kast eenmaal netjes was, dat je die niet meer aanraakte. Je gebruikte en waste dan alleen je ene uniform. Na de opleidingstijd bij de Verbindingsdienst werd ik in Duitsland in Seedorf gestati- oneerd bij 41 BeVo-compagnie. Dat was een heel andere wereld: een mengeling van beroepsmilitairen en technisch specialisten. Veel oefeningen, taxfree shoppen, met grote groepen uitgaan. Je voelde je het mannetje daar en de ka- meraadschap, mede door het verplicht binnen slapen, was top! Het ritme was tien dagen werken, vier dagen naar huis en dan tien dagen werken en tien dagen naar huis. Ik gedijde daar goed op. Ik vind het altijd fijn als er een duidelijke grens is tussen werktijd en vrije tijd. Het eerste wat ik deed als ik thuis- kwam, was dat uniform uittrekken. Het hoorde echt bij werktijd. Toen we destijds in Seedorf wachtten op de op- roep om af te reizen naar Joegoslavië, was het bloedheet. Mijn tas stond al in Srebrenica, maar die heb ik nooit meer teruggezien. We kregen toestemming om onze dagen bij het zwembad in Zeven door te brengen. Gelukkig hoefden we niet die enorme tent van een defensiezwembroek aan, wat een oerlelijke ballenknijper was dat zeg! Nu werk ik bij de politie, maar het uniform en de kameraadschap voelen toch anders, veel minder hecht. Ik mis dat wel. Gelukkig hebben we af en toe een reünie, als je elkaar na twintig jaar weer ziet is alles meteen goed. En sommige tics verleer ik nooit. Als mijn dochters kast niet netjes is, trek ik alles eruit en vouw alles op. Ik heb haar laatst vouw- les gegeven. Ze moet maar zien wat ze daarmee doet.’
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76