search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Veteranenzorg


21


De overheid, zegt u, bewijst militairen een dienst door een duidelijk en haalbaar doel na te streven met een missie. Schort het daar vaak aan? ‘Ja, in het politieke besluitvormings- proces ontbreken heldere doelen nogal eens. Militairen worden bovendien vaak opgescheept met onuitvoerbare opdrachten. De missie naar Srebrenica was op voorhand al onuitvoerbaar, zo gaf in 2016 de toenmalige minister van Defensie toe. Bij de missie naar Uruzgan hinkte de regering op twee gedachten. Om politieke steun te verzamelen, sprak men liever van een opbouwmissie dan van een vechtmissie. Voor militairen die tegen de taliban moeten vechten, is dat een verkeerd signaal. Zo’n dub- belzinnige rol, zo blijkt uit de literatuur, levert militairen veel stress op.’


Vredesoperaties waaraan Nederland langdurig heeft deelgenomen, moeten onderdeel worden van ons collectieve geheugen


Een breed maatschappelijk draagvlak voor militaire missies is van belang voor het herstel van gewonde militairen en het scheppen van dat draagvlak is een overheid- staak, zegt u. Hoe moet de overheid dat aanpakken?


‘De overheid kan daarvoor gebruik- maken van een zogenaamd strate- gisch narratief; een doorwrocht en goed onderbouwde uiteenzetting over legitimiteit, nut en noodzaak van de missie. Welke politieke en militaire doelen moeten worden behaald? Bij de missie naar Uruzgan bijvoorbeeld was zo’n narratief er niet: de politieke doelen waren niet realistisch en ze waren onhaalbaar, temeer omdat men daarvoor afhankelijk was van derden. Voor het halen van de militaire doelen was er te weinig personeel.’


Wat zijn uw belangrijkste aanbeve- lingen voor verbetering van de zorg aan veteranen? ‘De afgelopen twintig jaar is er al veel verbeterd. Veteranen worden erkend en gewaardeerd, hun zorgbehoefte wordt regelmatig geïnventari- seerd, er is veel wetenschappelijk onderzoek rond veteranen en de nodige aandacht voor het thuisfront. Bij de Veteranenombudsman komen jaarlijks niettemin nog diverse klachten binnen. Die betreffen doorgaans de nazorg. Die kan dus op een aantal punten beter. Maar ook aan de zorg voorafgaand aan en tijdens een missie valt het een en ander te verbeteren. In zijn dissertatie over de medische aspecten van Task Force Uruzgan concludeerde de militair-arts Rigo Hoencamp dat 60 procent van de medische evacuaties naar Nederland niet direct een gevolg was van gevechtsoperaties. Hoencamp stelde voor dergelijke repatriëringen terug te brengen door een strengere selectie toe te passen in de voorbereidings- fase van de missie. In 1955 pleitte Van Meurs, voormalig bataljonsarts van het Nederlandse VN-detachement in Korea, ook al voor een strengere psychologische selectie. We zouden, kortom, lessen uit het verleden moeten benutten. Ten slotte zouden vredesoperaties waaraan Nederland langdurig heeft deelgenomen, onderdeel moeten


Theo van den Doel (rechts) tijdens de uitreiking van zijn bul.


worden van ons collectieve geheugen. Het is een taak van overheid en maatschappelijke organisaties om de herinnering aan missies levend te houden. Ook dat lijkt mij van groot belang voor een blijvende erkenning en waardering van veteranen.’


Kolonel b.d.


Theo van den Doel (1952) was als veiligheids- en defen- siedeskundige verbonden aan Instituut Clingendael en zat ruim acht jaar in de Tweede Kamer. Als Kamerlid was hij initiatiefnemer van de Neder- landse Veteranendag en het Draaginsigne Veteranen. Begin dit jaar promoveerde Van den Doel aan de Universiteit Leiden op een onderzoek naar de zorg voor veteranen in Nederland (1945–2015). Wetenschappelijk onderzoek naar veteranenzorg richtte zich tot nu toe vooral op zorg na afloop van een missie. Van den Doel onderzocht ook of en hoe de zorgplicht vooraf- gaand aan en tijdens missies werd nagekomen.


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76