search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
20


Proefschrift Theo van den Doel


Overheid meer betrokken bij veteranenzorg


De veteranenzorg is de laatste twintig jaar verbeterd. Toch komt het beleid niet altijd overeen met de praktijk. ‘We zouden meer lessen moeten trekken uit het verleden’, concludeert Theo van den Doel in


zijn proefschrift over het Nederlandse veteranenbeleid. Tekst Else de Jonge


De overheid heeft lange tijd weinig empathie getoond voor gewonde militairen. Pas in 2008 kwam er bijvoorbeeld een protocol voor het vaststellen van psychische schade bij veteranen. Waarom duurde dat zo lang? ‘Er was direct na de oorlog in Nederlands-Indië een richtlijn om fysieke invaliditeit vast te stellen, maar voor het in kaart brengen van psychi- sche schade ontbrak zo’n richtlijn. In


D checkpoint


politiek en samenleving was de teneur dat het conflict in zo snel mogelijk vergeten moest worden. Veteranen die zich jaren nadien meldden met psychische klachten vonden geen gehoor bij de overheid. Ook bij latere missies – Korea, Libanon – werd geen rekening gehouden met de langeter- mijngevolgen van inzet. Het ministerie van Defensie stond in de jaren tachtig op het standpunt dat nazorg een maatschappelijke verantwoordelijk- heid was en geen taak voor Defensie. Politiek en ambtenarij vonden een aparte status voor veteranen waar het gaat om zorgvoorzieningen en rechtspositie niet opportuun. Die houding en het ontbreken van een veteranenbeleid duurde voort tot in de jaren negentig. In die jaren en in het eerste decennium van deze eeuw meldden zich een toenemend aantal militairen met psychische klachten. Daarmee nam ook de noodzaak toe om een protocol op te stellen voor het meten van psychische schade. Dat kwam er in 2008.’


De eerder afstandelijke houding van de overheid is in zeventig jaar tijd veranderd in betrokkenheid, zegt u. Toch matchen de goede intenties op papier niet altijd met de praktijk. Wat trof u zoal aan? ‘De zorgplicht begint al bij de selectie en keuring van militairen. Is iemand geschikt om aan een missie deel te nemen? Met dit staande beleid is bij verschillende missies – Korea, Libanon – de hand gelicht. Vrijwilligheid was soms belangrijker dan geschiktheid. Ook aan de voorbereidingstijd voor een missie – zes maanden – houdt Defensie zich niet altijd. Bij de missie naar Irak (SFIR) werd het mariniers- bataljon twee maanden voor vertrek aangewezen. De eerste eenheden voor Uruzgan vertrokken een maand nadat het parlement met de missie had ingestemd. Terwijl een te korte voorbereidingstijd grote gevolgen kan hebben voor de uitvoering van de missie.’


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76