search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Uw mening


Van Royen-Roem-akkoord in mei 1949. Deze guerrilla-periode, die leidde tot een militaire patstelling wordt vrijwel nooit als zodanig in de media genoemd, waarschijnlijk omdat daarmee de totale operatie te gemakkelijk kan worden gezien als een ‘mission impossible’. M.A.P. DE LANGE, MAASSLUIS ex 5-6-RI


Veteranen- gevoel


Ik ben vier keer op uitzending geweest: twee keer zes maanden naar Cambodja (1992 en 1999), naar Bosnië (2004) en naar Afghanistan (2007). In Afghanistan heb ik onderzoek gedaan naar onze twee doden en een zwaargewonde door eigen vuur. Ik heb het daar erg moeilijk mee gehad. Nu ben ik met fl o. Niet alleen de uitzendingen waren zwaar, ook mijn tijd bij de EOD was dat. Ik maakte er verschrikkelijke dingen mee. Zo doorzocht ik een kamer waar de vingers nog in lagen nadat een pijpboom een jongen van zestien had verwond. Na de explosie van de Culemborgse vuurwerkfabriek hielp ik de politie in de zoektocht naar de restanten van de twee overledenen. Dat deed ik ook na de IRA-aanslag in Bergen. Ik knapte toen ik een dameszakdoekje vond met een groot deel vlees eronder. Dit alles gebeurde binnen vier jaar. Hulp bestond uit aan de bar zitten drinken. Gisteren zat ik er helemaal doorheen en belde ik het Veteranenloket. De eerste vraag die me gesteld werd, was: waar ben je allemaal geweest op uitzending? Maar mijn EOD-jaren waren ook heftig. Nu vraag ik me af: moet je op uitzending geweest zijn om je veteraan te voelen? ERIK KIELMAN


Mijn slechtst betaalde baan ooit


De dienst was voor mij de slechts betaalde baan ooit. En nog gedwon- gen ook, ik werd opgeroepen om 6 december 1960 naar de Frederik Hendrikkazerne in Blerick te komen. Voor 1 gulden per dag plus kleding, kost en inwoning werd je elke dag afge- knepen, afgesnauwd, toegeschreeuwd en met de belachelijkste opdrachten opgezadeld. Je kreeg in het begin als rekruut maar een vrij vervoertje per twee weken. En als je het weekend thuis was geweest, kreeg je een paar dubbeltjes extra omdat je dan uit de kost was op de kazerne. Gelukkig kregen we van huis wat geld mee, zo kon je in de kantine en bij de cadiwagen toch de beroemde gevulde koeken en pennywafels kopen. Ook de warme chocomel was in trek. Het einde aan ons chronische geldge- brek kwam in zicht, want we gingen naar Nederlands Nieuw-Guinea. Althans, wij dachten geen geldzorgen meer te hebben, maar o wat een bittere teleurstelling: de soldij, of eigenlijk wedde, was amper 100 gulden per maand voor een soldaat. Het leek een heel kapitaal, maar je moest er veel zelf van betalen: je persoonlijke verzorging zoals tanden- borstel, tandpasta, zeep, de Life Boy- zeep die ontsmettend werkte, scheer- gerei, luchtje, zonnebrandcrème. Ook je naaigarnituur, postbenodigdheden, fotoartikelen moest je zelf aanschaff en. Net als je pajong, onmisbaar omdat het elke dag wel regende, buitenkleding zoals een kepie. Verder ook je drankjes, hapjes, tabak, kapper, vervoer. Een militaire wasserij was er niet dus moest je zelf de kleding wassen of een waskoelie inhuren. En bovendien, als je uitgaanskleding versleten was moest je de vervanging zelf betalen. Dikwijls hadden we zware diensten en kwamen dagenlang niet uit de kleding, maar nooit kregen we een extraatje of bonus, geen enkele vorm van waardering. We hadden toch een kans om doodge- schoten te worden voor dat geringe be- drag. Bovendien moesten we de crème


voor onze beschimmelde voeten tijdens de patrouilles opgelopen, zelf betalen. Na terugkomst in Nederland moest ik een tijdje leven op de kosten van mijn ouders. Ik had niets, nog geen pakje shag. En tot overmaat van ramp kwam die beruchte winter van 1963 eraan, zodat ik fl ink in de onkosten kwam omdat ik nogal wat warme onder- en bovenkleding aan moest schaff en. Gelukkig kon ik weer aan de slag bij het bedrijf waar ik voor mijn diensttijd al werkte. Zo heb ik me zelf weer opgewerkt in de maatschappij, zonder ondersteuning van het leger. Toen die 1,25 gulden per dag later op mijn rekening stond, had ik het niet meer zo hard nodig. We werden daar aan ons lot overgelaten en dat wringt nog steeds bij de meerderheid van de Nieuw-Guineaveteranen. Later hoorden we dat je 1.000 gulden ontving als je twee jaar in dienst was geweest, maar daar kwam ik drie dagen aan te kort: 6 december 1960 opgeko- men en 3 december 1962 afgezwaaid. Ook telden de tropenjaren niet dubbel. Dat was immers alleen voor beroeps en niet voor de dienstplichtige militairen.


Geld van thuis om een pennywafel te kopen


Dit verhaaltje is absoluut niet om te kla- gen, verre van dat, maar zo heb ik het ervaren, wel op een satirische manier, maar geheel volgens de waarheid. Gelukkig zijn we toch goed terechtge- komen zonder de medewerking van Defensie, al was het wel enige tijd moei- lijk in het begin. Het is wel een pluspunt dat er de laatste jaren meer aandacht voor de veteranen gekomen is. LOUIS VAN DIESSEN


65


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72  |  Page 73  |  Page 74  |  Page 75  |  Page 76