34
Ooggetuige
adequate verslaglegging, van het goed documenteren van de stappen in de besluitvorming, dringt zich meer en meer op aan Van Gils in de periode dat Srebrenica viel. ‘Er was zoveel onduidelijkheid en er waren zoveel vragen. Collega’s van de sectie deden onderzoek ter plaatse, ik bleef achter en spitte kranten en tijdschriften door om informatie te verzamelen.’ Srebrenica is een rode draad door de carrière van Van Gils. ‘Het is al bijna 25 jaar mijn dossier. Het heeft ons doen inzien dat we harder moesten werken aan de verslaglegging.’ Van Gils vroeg destijds rond wat er met dossiers gebeurde. Hij kreeg een foto toegestuurd: een militair stond bij een vat waaruit grote vlammen sloegen terwijl hij de documenten hierin ver- brandde. ‘Dat was al jaren de normale gang van zaken. In het vernieti- gingsvoorschrift stond: vernietig de papieren bij calamiteiten. Men vond het onzin om archiefmateriaal mee terug naar Nederland te nemen.’
Hectische tijd Er kwamen vragen over Srebrenica, van de minister, uit de Kamer en van journalisten. Van Gils en zijn collega’s moesten de informatie overal vandaan peuteren. ‘Dan vond ik weer videobanden op een archiefkast, dan doken er via via weer verslagen op. Omdat we niet alle informatie overzichtelijk bij elkaar hadden, duurde het ontzettend lang voordat we duidelijk hadden wat er had gespeeld, welke beslissingen wanneer genomen waren. En die informatie bleek juist nu cruciaal: voor de politiek, maar uiteraard ook voor de mannen en vrouwen die er middenin hadden
gezeten. Het hielp het imago van de landmacht niet, het was net of ze wat te verbergen hadden als weer ergens informatie werd gevonden. Maar zo chaotisch ging het er toen echt aan toe.’ Van Gils kreeg daarna de opdracht te onderzoeken op welke manier de overdracht van informatie vanuit het missiegebied naar Nederland kan worden verbeterd. Hij kwam met twee voorstellen: archiefvorming te velde plus het bijhouden van een operationeel dagboek. ‘Het eerste voorstel was snel gerealiseerd. De archiefbescheiden werden voortaan overgebracht naar Nederland. Het dagboek lag wat gevoeliger. Zeker na Srebrenica werd een dagboek bijhouden gezien als een poging van de Haagse staven om over de schouder van de operationele com- mandant mee te kijken. Het idee dat iemand meegaat en alles noteert viel niet direct in goede aarde. En dat is ook wel begrijpelijk.’ Maar met kleine stappen wende men aan het idee. ‘In 2002 ging voor het eerst een dagboekschrijver mee op uitzending, naar Kabul. Al doende stelden we vast hoe een operationeel dagboek eruit moest gaan zien. Tijdens zijn verlof verving ik hem en kon zelf zien welke informatie daar voorhanden is. Ook kreeg ik meer inzicht in de besluitvormingsprocessen daar.’ Dat smaakte naar meer. In 2006 ging hij opnieuw, naar Kandahar.
Kabul Het dagboekschrijven is meer dan alleen samenvattingen van de rapportages: ‘Ik woonde alle besluitvormende vergaderingen bij. Ook sprak ik bijna dagelijks met de verantwoordelijke commandanten.
iemand alles noteert viel niet direct in goede aarde
Het idee dat
Mijn doel was dan ook om een reconstructie te maken in de breedste zin van het woord.’ Het klinkt simpel, maar het was flink aanpoten, ontdekte Van Gils. ‘Ik woonde de ochtendbriefings bij, schoof aan bij planningsvergaderingen en ging bij de sleutelfiguren langs. Feitelijk keek ik met de bril van de commandant naar de situatie en was dus goed op de hoogte van het reilen en zeilen binnen de operatie. Ik wist welke beslissingen waren genomen en waarom. Dus ook waarover discussie was geweest of wat de afwegingen waren. Dat zorgt voor een compleet beeld.’ De verslagen zoals de dagboek- schrijvers ze nu nog steeds opstellen, voldoen aan een aantal punten: zij zijn een feitelijke reconstructie van wat er gebeurd is en ze moeten begrijpelijk zijn voor mensen die niet ingevoerd zijn in de materie. Bovendien is er ruimte om bijlages aan het digitale dagboek toe te voegen. ‘Zo is alle informatie gebundeld. Door duidelijk datering is alles goed terug te vinden.’ De dagboeken zijn niet openbaar toe- gankelijk, vanwege de vertrouwelijke informatie. Van Gils: ‘Ze zijn al nuttig gebleken. Bijvoorbeeld bij onderzoeken voor dapperheidsonderscheidingen, bij vragen vanuit de Defensiestaf en de Kamer en voor het inwerken van opvolgers.’ Inmiddels bestaat er een poule van schrijvers. Allemaal zijn ze getraind en in staat om op elk moment af te reizen naar een missie. Ze doen een complete toer van een half jaar, maar vervangen elkaar ook tijdens verlof. De schrijvers zijn in beginsel alleen aanwezig bij missies waar minimaal een bataljon Nederlandse militairen wordt ingezet, waar sprake is van gebiedsverantwoordelijkheid en van een bepaalde mate van operationele dynamiek. Op dit moment worden er geen dagboekschrijvers ingezet. Wel staat een aantal dagboekschrijvers, onder wie Van Gils, op een aantal dagen notice-to-move. Dat wil zeggen dat ze beschikbaar zijn voor inzet bij een hoofdkwartier van de Europese Unie, de NATO Response Force, de Very High Readiness Joint Task Force en de EU-battlegroup.
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76