858 | WEEK 18-19 3 MEI 2017
17 Historie scheepsmotorenfabrieken in boekvorm: ‘Stuwkracht in Staal’
KRIMPEN AAN DE LEK Dertig jaar na het stop- zetten van de productie van de Bolnes- dieselmotoren in Krimpen aan de Lek en zelfs veertig na het sluiten van de Smit & Bolnes-dieselmotorenfabriek in Zierikzee, komt er een boek uit over de geschiedenis en de motoren van beide genoemde moto- renfabrikanten. Onder de titel Stuwkracht in Staal, motorenfabriek Bolnes te Krimpen a/d Lek en Motorenfabriek Smit-Bolnes wordt eind mei al weer deel 5 uit de se- rie: ‘Nederlandse fabrikanten van land- en scheepsmotoren’ gepresenteerd.
Wel opvallend, dat er niet alleen dit jaar een nieuw boekje uitkomt, maar dat Krimpen na dertig jaar eindelijk een tastbare herinnering krijgt. Met het plaatsen in het dorp van een enorme krukas van een Bolnes dieselmotor. Dit ‘hart’ van het motorblok zal in het dorps- hart van Krimpen aan de Lek op 10 mei wor- den onthuld.
Johann Hendrik van Cappellen was het, aan wie in 1885 een vergunning werd verleend voor het oprichten van een Fabriek voor Stoom en andere Werktuigen te Bolnes. Van Cappellen begon met een eigen gieterij waar onder meer lieren, slagscharen, buigbanken en ponsmachines werden vervaardigd. Door de stormachtige ontwikkeling die Rotterdam meemaakte op scheepvaartgebied profiteer- den veel bedrijven in en rondom Rotterdam hier mooi van, zo ook de machinefabriek en ij- zergieterij in Bolnes.
Verbrandingsmotor De naamloze vennootschap - dat de fir- ma sinds 1908 was - werd vanaf die tijd ge- rund door Cornelis Willem van Cappellen, zoon van Johann Hendrik. De gemotoriseer- de scheepvaart deed zijn opkomst. Wilde NV
Machinefabriek Bolnes v/h J. H. van Cappellen niet achterblijven, dan diende men naast de stoommachines met een eigen verbran- dingsmotor te komen. In 1909 verscheen de eerste tweetakt gloeikopmotor met carterspoeling ten tonele.
In 1910 verhuisde men wegens een te krappe behui- zing van Bolnes naar het rivier- eiland ‘De Zaag’ bij Krimpen aan de Lek, gelegen tegenover het plaatsje Bolnes. Tot 1935 leverde men gloei- kopmotoren met de o-zo bekende kruishoof- den en leibanen, gelijk de vele stoommachi- nes die men tussentijds ook produceerde. Tussentijds was men dankzij eigen ontwikke- lingen overgegaan tot de productie van echte dieselmotoren, vanaf 1928 werden de Bolnes dieselmotoren met naar wens met een open of gesloten motorvoet, geproduceerd.
Baggerschepen In 1949 kwam de eerste volledig gelas- te Bolnes-motor gereed, deze motor was door Johan Hendrik ontwikkeld samen met prof ir C. Kroon van de TU te Delſt. De ge- laste Bolnes motor bleek naast een uitvoe- ring als land- en scheepsmotor ook uitste- kend geschikt voor toepassingen in de vele soorten baggerschepen.
Doordat de mo- tor in het be- gin ‘maar’ 50 pk per cilinder pro- duceerde en de vraag in vooral de baggerwereld naar meer vermo-
gen groot was, heeſt Dick Leonardus Hendrik Smit, als ad- junct-directeur in het
familiebedrijf van L. Smit & Zoon Scheeps- en Werktuigbouw NV te Kinderdijk werk-
zaam, het plan opgevat om in overleg met de
familie Van Cappellen de Bolnes-motor in een vergrote uitvoering bij de machinefabriek in Kinderdijk te gaan bou- wen. De vergrote Bolnes- motor kwam als ‘Smit-
D M
Bolnes’ motor op de markt. Vanaf 1954 tot aan 1960 werden de Smit-Bolnes motoren te Kinderdijk geproduceerd, nadien is de pro- ductie verplaatst naar een nieuwe motorenfa- briek van Smit & Bolnes te Zierikzee.
De Smit-Bolnes motoren waren bij uitstek al geschikt om ruwe olie (HFO) te gebrui- ken als brandstof. In de latere jaren werd de Bolnes-motor ook aangepast aan deze goedkope brandstofsoort. Nieuwe ont- wikkelingen aan de motoren werden door Bolnes en Smit & Bolnes gedeeld. Naast het feit dat men elkaar op de hoogte hield en gezamenlijk reclame maakte, waren Bolnes en Smit & Bolnes op zichzelf staande motorenfabrikanten.
Verbreding vaargeul Maas bij Venlo van start
VENLO De vaargeul van de Maas bij Venlo wordt vanaf deze maand op diepte gebracht en verbreed, zodat grotere schepen elkaar onbelemmerd kunnen kruisen of passeren.
De volledige opdracht zal pas eind 2018 zijn afgerond. Het bedrijf De Vries & Van de Wiel is door Rijkswaterstaat geselecteerd voor de uit- voering. De aannemer streeſt ernaar om eind dit jaar het grootste deel van de klus buiten gereed te hebben.
Het detectieonderzoek naar explosieven, zoals blindgangers uit de oorlog, is al in fe- bruari gestart en inmiddels afgerond. Bij het begin van de werkzaamheden worden verdachte locaties aangepakt en veilig ge- maakt, zodat in juni het grootschalige graaf- werk kan starten.
Hoofdvaarweg De Maas ter hoogte van Venlo behoort tot de Maasroute, een hoofdvaarweg in Europa. Door het traject bij Venlo te verbreden en on- dieptes weg te halen, maakt Rijkswaterstaat de hele Maasroute – van Maastricht tot
Weurt – geschikt voor grotere binnenvaart- schepen. Alleen op de manier kan deze vaar- route volwaardig deel uitmaken van het in- ternationale vaarwegennet. Een modernere Maasroute is gunstig voor het milieu. Met meer transport per schip, groeit het meer ver- vuilende wegtransport minder hard.
De Maas ter hoogte van Venlo is het laatste ge- deelte van de Maasroute dat nog niet geschikt is voor schepen van een klasse Vb; de zoge- noemde tweebaks-duwvaart. Dat zijn sche- pen van 190 meter lang, 11,40 meter breed en een maximale diepgang van 3,50 meter. Deze schepen kunnen vanwege hun afmetingen op dit moment alleen maar in het midden van de vaarweg varen en elkaar daardoor op dit ge- deelte niet passeren.
De vaargeul loopt ter plekke in het midden van de Maas. Deze vaargeul wordt verbreed van 40 meter naar 66,6 meter, terwijl ervoor wordt gezorgd dat het hele traject 4,90 me- ter diep wordt. De Maas zelf is veel breder. De aannemer zal ruim binnen de grenzen van de Maas blijven en vergraaſt geen oevers. Het
verbreding Huidige vaargeul oever 66m
deel dat verruimd wordt, is circa zeven kilo- meter lang en loopt van de stuw in Belfeld tot aan Ubroek. De werkzaamheden vinden plaats op het traject dat deels door het cen- trum van Venlo gaat en de A73/A74, de stads- brug en spoorbrug kruist.
Explosieven In en rond Venlo worden geregeld onontplof- te bommen uit de Tweede Wereldoorlog ge- vonden. Uit onderzoek is gebleken dat op de bodem van de vaarweg ook zulke conven- tionele explosieven (CE) liggen. Uiteraard houdt men hier rekening mee en gaan zowel Rijkswaterstaat als de aannemer daar zorgvul- dig mee om. Hiervoor is ook een Projectplan CE opgesteld, dat onlangs goedgekeurd is door gemeenten Venlo en Peel en Maas. Afhankelijk van het aantreffen van blindgangers kan als- nog een tijdelijke stremming van het weg- en scheepvaartverkeer nodig zijn. Veiligheid gaat boven alles, stelt Rijkswaterstaat.
Stuw Grave eind juli volledig hersteld en operationeel
GRAVE Het definitief herstel van stuw Grave ligt op schema, zo meldt Rijkswaterstaat. Geheel volgens planning zal de stuw eind juli volledig hersteld en weer operationeel zijn. De stuw raakte eind december zwaar beschadigd doordat een benzeentanker er dwars doorheen voer. De Maas was een maand onbevaarbaar.
Momenteel worden er inspecties en repara- ties uitgevoerd aan de betonnen constructie onder water. Hiervoor wordt een droogzet- kuip gebruikt, waarmee delen van de voetcon- structie tijdelijk kunnen worden drooggema- len. Eind april zijn de eerste steunberen op de bodem van de stuw geïnspecteerd en getest. Steunberen zijn de betonnen aanslagnokken onder water, waar de jukken van de stuw op steunen. De herstelwerkzaamheden aan de
overige steunberen duren naar verwachting nog uiterlijk twee weken.
Speciaal voor de werkzaamheden in Grave diende de droogzetkuip eerst aangepast te worden aan de onderkant. Normaal wordt deze droogzetkuip namelijk alleen gebruikt voor onderhoud bij de stuwen Sambeek en Belfeld. De aanpassingen aan deze droogzet- kuip zijn daarom demontabel. Het passtuk on- deraan de kuip dat specifiek gemaakt is voor Grave wordt er na de herstelwerkzaamheden weer afgehaald, zodat de droogzetkuip weer ingezet kan worden bij de naburige stuwen van Sambeek en Belfeld.
De aannemer heeſt dan ook voorafgaand aan de graafwerkzaamheden eerst onderzoek en detectie gedaan en mogelijk verdacht materiaal in kaart gebracht. Die locaties worden geïnter- preteerd door een deskundige, vervolgens be- naderd en veilig gemaakt. Bij grote verdachte objecten wordt eerst een duiker ingezet.
De grond die op het object ligt wordt weg- gezogen. Is het inderdaad een gevaarlijk explosief, dan zal meteen de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) ingescha- keld worden. Vanzelfsprekend zetten we dan eerst de omgeving af. Vervolgens verwijdert de EODD de ontsteking en verplaatst het explosief naar een locatie waar het veilig tot ontploffing wordt gebracht. Tijdens het detectieonder- zoek naar conventionele explosieven trof men tevens enkele objecten aan, waar men aan de vorm niet konden afleiden wat het is. Eind april heeſt een archeoloog deze locaties eerst bekeken, voordat men start met baggeren.
Jukken en schuiven Voor de onderhoudswerkzaamheden aan stuw Grave wordt normaal een zogenoemde voorzetkuip gebruikt. Deze kan echter alleen gebruikt worden als de jukken in de stuw nog aanwezig zijn. Op dit moment worden in de werkplaats Rotterdam de beschadigde jukken en schuiven gerepareerd en opnieuw in elkaar gezet. Zodra deze gereed zijn, worden ze weer aan de stuwbrug gemonteerd.
Als alle nieuwe en gerepareerde onderdelen bevestigd zijn, volgt eerst nog een testperiode om te controleren of alles goed gemonteerd is en of de mechaniek goed functioneert. Als dat het geval is, kan de tijdelijke breuksteendam afgegraven worden en is de stuw weer volle- dig operationeel.
oever Oliecrisis
Door de moeilijke jaren voor de scheepvaart en de oliecrisis begin jaren zeventig werd het steeds moeilijker om motoren af te zetten. De concurrentie was groot, waardoor IHC Calland (moederbedrijf van Motorenfabriek Smit & Bolnes) om economische redenen besloot om Motorenfabriek Smit & Bolnes in 1977 te sluiten en de motorenproductie te staken.
Bij Motorenfabriek Bolnes ging men toen zelf- standig verder met het door-ontwikkelen van de gelaste motor, maar na het vieren van het 100-jarig jubileum in 1985, werd de motoren- productie in 1988 beëindigd en de service en onderdelenvoorziening overgenomen door Wärtsilä Netherlands. De geschiedenis van beide fabrikanten wordt verteld, terwijl ook alle geproduceerde motortypes ruimschoots aan bod komen.
Vijfde deel Dit boek van Jan Vegter is het vijfde deel uit de serie: Nederlandse fabrikanten van land- en scheepsmotoren, in voorgaande delen werden de motorenfabrikanten Brons uit Appingedam, De Industrie uit Alphen a/d Rijn, Thomassen uit de Steeg en 29 kleinere fabri- kanten uit midden- noord en oost Nederland getoond en beschreven.
Deel 5 heeſt net zoals de vorige vier de- len een A-4 formaat, een harde kaſt, is ge- naaid en gebonden uitgevoerd en heeſt 288 bladzijden. Er zijn meer dan 400 zwart- wit foto’s gebuikt, maar er is ook een ka- tern in kleur. Het boek kost t/m 15 mei 2017 37,50 euro en na die datum 39,95 euro ex- clusief verzendkosten. Informatie en bestel- lingen:
www.bronsarchiefschildwolde.nl of
jvegter@zonnet.nl
verbreding 4,90m
Johann Hendrik van Cappellen was het aan wie in 1885 een vergunning werd verleend voor het oprichten van een Fabriek voor Stoom en andere Werktuigen te Bolnes. Van Cappellen begon met een eigen gieterij waar o.a. lieren, slagscharen, buigbanken en ponsmachines werden vervaardigd. Door de enorme ont- wikkeling die Rotterdam meemaakte op scheepvaartgebied profiteerden veel bedrij- ven in en rondom Rotterdam hier enorm van, zo ook de machinefabriek en ijzergieterij van Van Cappellen te Bolnes.
De naamloze vennootschap, wat de firma sinds 1908 was, werd vanaf die tijd gerund door Cornelis Willem van Cappellen, zoon van Johann Hendrik. De gemotoriseerde scheepvaart deed
zijn opkomst. Wilde
NV Machinefabriek Bolnes v/h J. H. van Cappellen niet achter blijven, dan diende men ook naast de stoommachines met een eigen verbrandingsmotor te komen. In 1909 kwam de eerste tweetakt gloeikopmotor met carterspoeling ten tonele. In 1910 verhuisde men wegens een te krappe behuizing van Bolnes naar het riviereiland “De Zaag” te Krimpen aan de Lek, gelegen tegenover de plaats Bolnes. Tot 1935 leverde men gloeikopmotoren met de o zo bekende kruis-
hoofden en leibanen, gelijk de vele stoommachines die men tussentijds ook produceerde. Tussentijds was men middels eigen ontwikkelingen overgegaan tot de productie van echte dieselmotoren, vanaf 1928 werden de Bolnes dieselmotoren met naar wens met een open of gesloten motorvoet, geproduceerd.
In 1949 kwam de eerste volledig gelaste Bolnes motor gereed, deze motor was door Johan Hendrik ontwikkeld samen met Prof. ir. C.B. Kroon van de T.U. te Delft. De gelaste Bolnes motor bleek naast een uitvoering als land- en scheepsmotor ook uitstekend geschikt voor toepassingen in de vele soorten baggerschepen. Doordat de motor “maar” 50 pk per cilinder produceerde en de vraag in vooral de baggerwereld naar meer vermogen groot was, heeft dhr. Dick Leonardus Hendrik Smit, als adjunct-directeur in het familiebedrijf van L. Smit & Zoon Scheeps- en Werktuigbouw N.V. te Kinderdijk werkzaam, het plan opgevat om in overleg met de familie Van Cappellen de Bolnes motor in een vergrote uitvoering bij de Machinefabriek te Kinderdijk te gaan bouwen. De vergrote Bolnes motor kwam als “Smit-Bolnes” motor op de markt. Vanaf 1954 tot aan 1960 werden de Smit-Bolnes motoren te Kinderdijk geproduceerd, nadien is de productie verplaatst naar een nieuwe motorenfabriek van Smit & Bolnes te Zierikzee. De Smit-Bolnes motoren waren bij uitstek al geschikt om ruwe olie (HFO) te gebruiken als brandstof, in de latere jaren werd de Bolnes motor ook aangepast aan deze goedkopere brandstofsoort. Nieuwe ontwikkelingen aan de motoren werden door Bolnes en Smit & Bolnes gedeeld, naast het feit dat men elkaar op de hoogte hield en gezamenlijk reclame maakte waren Bolnes en Smit & Bolnes op zichzelf staande motorenfabrikanten. Door de moeilijke jaren voor de scheepvaart en de oliecrisis in de begin zeventigerjaren werd het steeds moeilijker om motoren af te zetten, de concurrentie was groot waardoor IHC Calland (het moederbedrijf van Motorenfabriek Smit & Bolnes) om economische redenen besloot om Motorenfabriek Smit & Bolnes in 1977 te sluiten en de motorenproductie te staken. Bij Motorenfabriek Bolnes ging men zelfstandig verder met het doorontwikkelen van de gelaste motor, maar na het vieren van het 100 jarig jubileum in 1985, werd de motorenproductie in 1988 beëindigd en de service en onderdelenvoorziening overgenomen door Wärtsilä Netherlands. De geschiedenis van beide fabrikanten wordt verteld alsmede dat alle geproduceerde motortypes ruimhartig aan bod zullen komen.
5 ‘Stuwkracht in Staal’
Motorenfabriek Bolnes Krimpen aan de Lek en Motorenfabriek Smit & Bolnes Kinderdijk-Zierikzee
Bolnes, Krimpen aan de Lek
Smit-Bolnes, Kinderdijk Smit-Bolnes, Zierikzee
S
J. Vegter Bronsarchief Schildwolde
PROFIEL S
L
Stuwkracht in Staal Motorenfabriek Bolnes Krimpen aan de Lek en Motorenfabriek Smit & Bolnes Kinderdijk-Zierikzee
T
D
•
A
N
K
E
S
D
N
C
E
E
H
R
E
L
O
E
A
N
DEEL 5 P
E
O
F
T
A
B
R
R
I
N
E
N
N
A
V
A
N
-
E
N
•
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96