De wind meldde zich met geruis in de hoge boomkruinen, een plotselinge rukwind trok bladeren van de takken en voerde die als speeltjes mee tussen de donkere stammen, over het dode varken dat daar lag. Een zware met sneeuw beladen tak bezweek en kwam met donderend geraas naar beneden. Ze schrokken, waren allebei ineens terug in de tijd en leken zich te- gelijk het onwezenlijke van de situatie te beseff en. De wolf keek Terwildt nog eens doordringend aan, draaide zich toen om en liep, nee, schreed, door de neerdwarrelende sneeuw, waardig, bijna hautain weg.
Op dat moment voelde Terwildt pas het klamme zweet op zijn rug, angst, spanning, kort daarna opluchting, maar ook hoe radeloos en machteloos hij was geweest. Hij bleef nog een paar minuten staan tot hij zeker wist dat de wolf weg was en dat hij weer alleen was, en liep toen naar het dampende varken. De wolf had de buikwand opengescheurd, een deel van het geweide al opgevreten.
Zo was het ooit allemaal begonnen, dacht Terwildt, duizenden jaren geleden, mens en wolf; de een bemachtigde, de ander resteerde het aas. Eerst onbedoeld, maar toen leerden ze elkaar aan te vullen. De gedweeë, opportunistische wolven werden herschapen tot honden, de eigenzinnige bleven wild en verbe- ten rivalen. Of de overloper nog geschikt was voor menselijke consumptie, wist hij niet, maar hij besloot het varken achter te laten voor deze wolf. Als kerstmaal.
Na korte tijd kwamen ze hem ophalen, hadden het schot gehoord: ‘Und, Zurwieldt? Nachsuche?’ Hij liet ze maar in het ongewisse: ‘Fehlschuß.’ ‘Ach schade.’ De nu snel aanzwellende wind stookte het dovende vuur op de verzamelplaats op en joeg dikke rook over het op dennentakken uitgelegde tableau: één varken, twee smalreeën, een kreupele vos. Waar wolven waren, kwam geen wild meer, mopperde het gezelschap ontevreden.
Rukwinden voerden nu dikke vlokken sneeuw aan, doofden de Zweedse fakkels, glazen en fl essen waaiden van de tafels waardoor bier en schnaps ongewild de bosbodem zegende. Een gehaast Prosit, frohe Weihnachten en… wegwezen! De in hevige windvlagen steeds verder doorbuigende boomkruinen zwaai- den het gezelschap uit.
36 • deJager
Ze dropten Terwildt bij de Adler, hij kleedde zich om, schonk wat geestrijke warmte in en startte de gashaard. Hij dacht terug aan vanmiddag. Het wonderlijke, onbestemde gevoel dat hem vanmiddag naderhand had bekropen, liet hem niet los. Terwildts kerstavond, dacht hij obstinaat. Hij kreeg het koud, nam nog een forse slok en ging naar bed; dan maar zo.
Hij kon de slaap echter niet vatten, dacht steeds terug aan de wolf die zich nu waarschijnlijk tegoed deed aan de resten van de overloper. Had hij daar goed aan gedaan? Hij draaide zich om, hoorde buiten door de stormachtige wind meegevoerde fl arden van het gebeier van de klok van de dorpskerk. Kerst- avond. Op de zolder kraakte en zuchtte het dakgebint naar- geestig door de windstoten. Hij liep naar het raam dat soms trilde in de sponning, hoorde het gerammel en gepiep van heen en weer zwiepende kerstverlichting boven de straat. Dichte, kolkende sneeuwvlagen werden voortgejaagd tussen de huizen. Tegen elf uur ging de stormwind liggen, de hemel klaarde op en een waterige maan verlichtte de besneeuwde daken van S. Hij hoorde stemmen. Door de dikke sneeuw schuifelde een groepje donkere gestalten, lange winterjassen fl adderend om de wankele benen; kerkgangers. Voor hun uit danste een klein meisje met een rood mutsje uitbundig door de sneeuw. Uit de openstaande kerkdeuren viel een streep goudkleurig licht over het maagdelijk witte plein.
Het gebeier van de klokken zweeg, meer stemmen klonken nu, mensen die zich haasten. Hij dacht aan de wolf die zich tegoed had gedaan aan de overloper en die nu waarschijnlijk op de hellingen rondom het dorp door de sneeuw zwierf, in de diepte misschien net als Terwildt de verlichte kerktoren zag, de besneeuwde kerstbomen, de knipperende kerstverlichtingen, de witte daken. Misschien wel de kerststal voor de kerk. De idylle van de kerstkaart, dacht Terwildt. Maar wat zou zo’n wolf denken. De os of liever die ezel?
De deuren van de kerk werden gesloten. Hij hoopte dat morgen de wegen al vroeg sneeuwvrij zouden worden gemaakt. Het was een lange reis terug naar de Veluwe, naar het kerstdiner thuis. Terwildt bedacht zich dat hij nog een mooie bejaarde Margaux had liggen, die al jaren geduldig wachtte op de kurken- trekker. Voor alles is een tijd, dacht hij en ging slapen.
© Horst Jegen
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100