“Alles heeft een bestemden tijd […] en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. Zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid. Wie merkt, dat de adem van de kinderen der mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts vaart in de aarde?” Prediker 3