de voetafdruk verkleinen. ‘In de pens is het vooral het aandeel NDF dat voor methaanuitstoot zorgt. Hoe effici- enter de pensmicroben kunnen werken, hoe lager de uitstoot. Ook de eiwitbalans speelt daarin een rol. Eiwit en energie moeten goed in balans zijn om voer efficiënt om te zetten.’
Drie kwart van CO2 uit voer
Volgens Hospers weten de meeste veehouders wel dat er een goede balans moet zijn in de pens en sturen ze daar ook al op, aangezien dat leidt tot een efficiënte melkpro- ductie. ‘Maar goede landbouwpraktijken werken daar- naast dus ook om methaanuitstoot te reduceren’, aldus de duurzaamheidsonderzoeker van FrieslandCampina. Dat wil volgens hem niet zeggen dat hoe intensiever het bedrijf, hoe kleiner de impact op het klimaat is. ‘Je ziet intensiteit wel terug in de uitstoot per kilogram meet- melk, maar ook op extensieve bedrijven zijn zeker maat- regelen te nemen die impact hebben. Door veel weide- gang toe te passen, wordt graseiwit goed opgenomen en hoeft er minder eiwit van buitenaf aangevoerd te wor- den. Voorwaarde daarbij is natuurlijk wel dat de koeien echt gras opnemen buiten en er weinig weideverliezen zijn, maar het is niet zo dat weiden een negatieve in- vloed op emissies heeft’, vertelt Hospers. Hoogwaardig ruwvoer en een goede benutting van het ruwvoer zijn ook volgens Robert Meijer, marketingmana- ger bij veevoerbedrijf ForFarmers, het beginpunt om minder broeikasgassen uit te stoten. Daarbij gaat het om een hoge opbrengst per hectare én ruwvoer van goede kwaliteit. ‘Ruwvoer is circa tweederde van het rantsoen en is daarmee echt de basis voor een lage CO2
-uitstoot.
Door goed en passend ruwvoer kan er ook gerichter voor aanvullend krachtvoer gekozen worden. Dat zorgt voor een efficiënte melkproductie per koe en een lage CO2
-
uitstoot per kilogram meetmelk’, vertelt Meijer. Binnen de keuze in krachtvoer of bijproducten is ook de CO2
-uitstoot van voeders van belang. ‘In het rantsoen-
berekeningsprogramma komt duidelijk naar voren wat de CO2
-uit-
-aanvoer van elk voedermiddel is en welk deel er vrijkomt bij pensfermentatie. Het gaat om de CO2
stoot van het eigen bedrijf, maar ook van de producten die je aankoopt’, legt Meijer uit. ‘Op die manier is het mogelijk om te sturen op de uitstoot van het rantsoen.’ Voerleveranciers zijn al in staat om aan te geven wat de CO2
-voetafdruk van grondstoffen en van krachtvoer is.
-voetafdruk van grondstoffen wordt onder meer bepaald door het noodzakelijke energie- en dieselver- bruik voor productie en het transport. Maar denk ook aan ontbossingsvrije teelt, of het inzetten van bijproduc- ten of reststromen uit de humane voedingsindustrie. Die grondstoffen hebben vaak een lagere CO2 en leiden er samen toe dat we de CO2-voetafdruk van
‘De CO2 -waarde
krachtvoeders kunnen verlagen’, aldus Meijer. Op die manier heeft het rantsoen invloed op zowel het aandeel uitstoot vanuit de pens, als het aandeel emissies dat uit “off-farm”-productie komt. Volgens Meijer is de totale bijdrage van het rantsoen in Nederland direct en indirect circa 75 procent van de totale emissie van broei- kasgassen op een melkveebedrijf.
Minder pensen is minder methaan Naast de invloed van het rantsoen is er nog een hele lijst met maatregelen die zich niet op het rantsoen richten.
Volgens Michel de Haan kun je daarvoor onder andere kijken naar het aantal dieren op het bedrijf. ‘De zuivel- industrie heeft internationaal afgesproken dat emissies uitgedrukt worden per product, dus melk. Daarom wordt hier de CO2
-uitstoot uitgedrukt per kilogram
meetmelk’, legt De Haan uit. ‘Elk dier dat geen melk geeft, heeft daarom een negatief effect op de uitstoot. Niet alleen relatief naar meetmelk, maar ook absoluut: meer pensen betekent letterlijk meer emissie.’ Het is daarom volgens De Haan een goede maatregel om te kijken of je minder jongvee kunt aanhouden of de melkproductie dusdanig kunt verhogen dat je met min- der dieren dezelfde melkproductie kunt krijgen. ‘Minder dieren houden heeft daarnaast ook impact op de uitstoot uit mestopslag. Die is ook goed voor ruim 10 procent van de totale uitstoot van een melkveebedrijf.’ Minder jongvee staat volgens Hospers daarnaast in ver- band met de levensduur van koeien. ‘De levensduur verhogen is ook zeker een maatregel die veel effect heeft. Als het vervangingspercentage omlaag gaat, hoef je minder jongvee aan te houden. We schatten in dat elke koe die een half jaar ouder wordt, zo’n 25 gram CO2
-equivalenten bespaart. Dat is ongeveer vergelijkbaar met de omschakeling van grijze naar groene energie of grofweg 2 procent reductie van de totale uitstoot. Bij elkaar opgeteld is een koppel oudere koeien zo de moei- te waard’, geeft Hospers aan.
Bedrijfsspecifieke maatregelen Er zijn dus veel knoppen waaraan je kunt draaien om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. ‘Het is niet zo dat er een maatregel echt uitspringt om emissies te verminderen. In de praktijk is het vooral een combi- natie van veel maatregelen om op de gewenste jaarlijkse 2 procent vermindering uit te komen’, vertelt Hospers. Dat is voor het ene bedrijf gemakkelijker dan voor het andere. ‘Wie nu nog relatief veel uitstoot heeft, kan gemakkelijker minderen dan een bedrijf dat al grote stappen heeft gezet. Die laatste categorie bedrijven komt uit op de meer kostbare maatregelen op de lijst, bijvoor- beeld met een voederadditief zoals Bovaer’, aldus Hos- pers. ‘Omdat reduceren dan duurder wordt, is ook de premie in het leven geroepen.’
Naast de nu al te nemen maatregelen gaat onderzoek naar emissiereductie door. ‘Er wordt veel gekeken naar bijvoorbeeld mesttoevoegingen, maar ook fokkerij kan een veelbelovende rol gaan spelen. Er zit nog veel in de pijplijn’, besluit Hospers. l
Samenvatting
– Broeikasgasemissie op het melkveebedrijf komt vooral uit pensfermentatie.
– Maatregelen zijn veelal te nemen op het gebied van rantsoen, maar ook minder jongvee aanhouden en de aankoop van producten met een lagere CO2
-voetafdruk helpen mee om emissies te beperken.
– Om aan de kosten voor emissiereductie tegemoet te komen betaalt FrieslandCampina vanaf dit jaar een maximale toeslag van 1,5 cent voor reductiemaatregelen.
veeteelt JANUARI 2023
9
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72