Goede zaaibedbereiding cruciaal voor succes van de teelt
In het project Grondig Boeren met Mais werd een proef gedaan om verschillen in maisop- brengst aan te tonen bij vroege en late ver- nietiging van Italiaans raaigras als vanggewas. Bij de vroege intensieve bewerking werd eind februari eenmaal gefreesd. Bij de late exten-
sieve bewerking werd er begin april eenmalig gebruikgemaakt van een vleugschaarcultiva- tor om het vanggewas te vernietigen. Op beide percelen werd geen glyfosaat ge- bruikt en conventioneel bemest met 40 ton runderdrijfmest per hectare. Ruwvoerexpert
Tabel 1 – Resultaten van proef met verschillende bewerkingen van vanggewas (bron: Groeikracht) opbrengst
vanggewas
vroeg bewerkt, intensief laat bewerkt, extensief
droge stof 103
82
kvem 103
83
zetmeel 102
81 N
105 80
Mark de Beer van het bedrijf Groeikracht: ‘Omdat er niet geploegd werd, zorgde de late bewerking met de vleugschaarcultivator vlak voor het mais zaaien voor te veel opslag van het al vernietigde vanggewas tijdens de maisopkomst. Hier werd het vernietigen van de groenbemester te lang uitgesteld en niet intensief genoeg uitgevoerd. Dat resulteerde in een gedrongen maisopkomst en een da- ling in voederwaarde. Een goede zaaibedbe- reiding is dus cruciaal voor het succes van de teelt.’
merkt dat de overheid er vanaf wil’, geeft De Beer aan. ‘Veel boeren gebruiken glyfosaat nog te veel op de auto- matische piloot, uit gemak. Onze proeven toonden aan dat we prima zonder kunnen. Maar dat wil niet zeggen dat dit middel weg kan.’
De Beer vindt het vooral belangrijk om glyfosaat gericht in te zetten. ‘Een vanggewas vernietigen op een natte grond heeft nadelige gevolgen voor de bodemstructuur. In dat geval kan glyfosaat helpen om het vanggewas tijdig stil te leggen om woekering te voorkomen. Met een beetje geluk heb je dan slechts om de 33 meter een spuitspoor liggen.’
Daarnaast blijft glyfosaat interessant als het vernietigde vanggewas niet wordt gekeerd voor de zaaibedbereiding. ‘Wil je het vanggewas niet tijdens de hoofdteelt opslaan, spuit het dan voor het vernietigen dood. Bij vorstgevoe- lige vanggewassen, zoals bladrammenas of Japanse ha-
ver, die kapotvriezen in de winter, hoeft dit natuurlijk niet’, weet De Beer.
Bemesten met oog op nalevering Ook de bemesting mag wel minder op de automatische piloot. ‘Zonder na te denken voert een boer vaak grof- weg 40 à 50 kuub drijfmest aan in het voorjaar, zonder rekening te houden met de nalevering van de groenbe- mester’, vertelt De Beer. Van Schooten is het daarmee eens. ‘De nutriëntennalevering van een vanggewas is afhankelijk van diens ontwikkeling, waardoor het moei- lijk is om na te gaan hoeveel er in het voorjaar exact vrijkomt.’ Van Schooten heeft een vuistregel achter de hand: ‘Reken erop dat een grassengroenbemester gemid- deld 40 tot 50 kilogram stikstof per hectare opneemt, waarvan de helft in het volgend jaar mineraliseert en beschikbaar komt voor de maisplant. Dan zou men 20
Rogier Brosens: ‘Elk jaar opnieuw geslaagde rietzwenk’
goede bodemdoorlaatbaarheid in de hand.’ Brosens zocht naar een trager groeiend type rietzwenkgras om bij het traditionele riet- zwenkgras te mengen. ‘Omdat dit mengsel traag groeit, heeft de mais weinig last van concurrentie en hoef ik het vanggewas niet met een duur spuitmiddel te drukken’, vertelt Brosens. ‘Van woekering heb ik geen last en nog steeds haal ik 18 à 19 ton droge stof maisopbrengst.’
Roger Brosens is landbouwer in het Noord- Brabantse Wouwse Plantage en stapte in het project Grondig Boeren met Mais. Na onder- zoek past hij nog steeds gelijkzaai met rietzwenkgras toe op al zijn maispercelen. ‘Vooral het enorme wortelpakket van riet- zwenkgras spreekt me aan. Dat werkt een
Ongeveer vijf dagen na de mais wordt het rietzwenkgrassenmengel ingezaaid. Brosens vertelt: ‘Met behulp van een zaaibakje op de wiedeg brengen we het mengsel zelf tussen de mais aan.’ Omdat hij beschikt over nattere bodems met risico’s voor onderzaai, verkiest Brosens gelijkzaai boven onderzaai. ‘Bij on- derzaai groeit de mais al ontzettend hard als je de groenbemester moet inzaaien. Bij nat- tigheid of droogte ontwikkelt het vanggewas
zich dan te laat. Bij gelijkzaai staat er in sep- tember al een flink pak rietzwenkgras klaar onder de mais’, vertelt hij.
Ook zorgt het vaste rietzwenkrijbed voor minder insporing tijdens de oogst. ‘Maar bij eventuele insporing mag je in het najaar niet meer op het land om deze te herstellen.’ In het voorjaar staat het rietzwenkgras nog steeds op het veld. ‘Indien er voldoende vo- lume op staat, proberen we het met de frees licht te bewerken. Voordat het regent volgt er een behandeling met de schijveneg. Daarna volgt een niet-kerende grondbewerking’, vertelt hij. Hij hanteert de normale bemes- tingsnorm, al ondersteunt hij ook de theorie van het vrijkomen van nutriënten uit het vang- gewas. ‘Tijdens een proef hebben we ge- scheurd grasland op advies een keer amper bemest. Voor de volgteelt was dat geen pro- bleem’, aldus Brosens.
veeteelt JANUARI 2023 25
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72