eindigd is, meer aandacht komt voor sociaal manage- ment. ‘Veel bedrijven schalen op, en daarmee neemt de kans dat je tegenwerking gaat ondervinden, ook toe. Mensen zijn per definitie niet blij met veranderin- gen in hun omgeving, dan ontstaat er weerstand.’ De organisatieadviseur bekijkt de situatie op het rundveebedrijf ook van de andere kant. ‘Mensen in de omgeving hebben vaak geen idee wat er komt kijken bij het runnen van een boerenbedrijf.’ Hun vraag is vooral: wat betekent de uitbreiding voor mij? Voor ondernemers is dit dan ook een goed moment om inzichtelijk te maken wat je doet, informatie te delen en draagkracht te creëren. ‘Als je dat niet doet, gaan mensen een eigen invulling aan de plannen geven die volledig kan afwijken van de realiteit. Als de omgeving vervolgens ook nog een collectief gaat vormen tegen de uitbreidingplannen, heb je als ondernemer pas echt een probleem.’
Jonge ondernemers kijken anders Moeten landbouwers zich aanpassen aan de wensen van de consument, zelfs als dat ook aanpassingen in het bedrijfsmanagement met zich meebrengt? Deze vraag werd tijdens het Agribex-symposium ‘Feed the Future’ afgelopen december gesteld. Van de zeventig jonge veehouders die deelnamen aan het debat, ant- woordde twee derde ‘ja’ en een derde ‘nee’. Verras- send, vond Lemaire. ‘Jongeren voelen dat rekening houden met de omgeving blijkbaar erg goed aan.’ Kamminga verbaast zich niet over deze score. ‘Het zijn met name de jonge ondernemers van eind twintig, begin dertig, die oog hebben voor wat er in de wereld om hen heen gebeurt’, signaleert hij. ‘Ze staan anders dan hun ouders in de sociale kringloop. Zij gaan niet
mee in de “gekte van hun vaders”, zoals ze het zelf noemen. Die rennen met de kop in de wind rechtdoor zonder naar links of rechts te kijken.’ Kamminga geeft aan dat deze nieuwe generatie ondernemers zich kwetsbaar durft op te stellen. ‘Ze stellen zich de vraag: waarom doe ik dit? Ze maken een bewuste keuze en zijn mondiger. Ze zoeken naar harmonie in hun on- dernemen.’ Ook boerinnen zijn geknipt voor dit sociale manage- ment. ‘Ze komen via de school of de winkel gemak- kelijker in aanraking met burgers. Bovendien hebben boerinnen vaker een voortrekkersrol bij veranderpro- cessen’, weet Lemaire. Kamminga benoemt dat vrou- wen een ‘extra sensor’ hebben. ‘Ik ben altijd blij als ze zich in zo’n gesprek mengen. Mannen zijn vaak kort door de bocht met de gedachte “als ik hard werk, kom ik er wel”. Maar de randvoorwaarden voor de “licence to be” zijn minstens zo belangrijk. Vrouwen zeggen dan: “Dat snap ik wel”. Daarmee brengen ze hun man op andere gedachten.’
Werken aan beeldvorming Het ligt in de natuur van de vrouw om meer om zich heen te kijken, maar je moet het sociale management wel gezamenlijk doen, adviseert Lemaire. ‘Als indivi- duele veehouder moet je ook werken aan de beeld- vorming over je bedrijf. Veel ondernemers denken te gemakkelijk dat de communicatie iets voor de sector- organisatie is, terwijl ze bij negatieve publiciteit juist in de verdediging schieten. Veehouders moeten pro- actief werken.’ Kamminga stimuleert dat ook. ‘Schep duidelijkheid over wat je doet, zoek de verbinding met je omgeving en leg uit. De meeste mensen hebben werkelijk geen flauw benul.’
11
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56