This page contains a Flash digital edition of a book.
Ooggetuige


zijn latere echtgenote Antje ont- moette. Zij was zijn buurmeisje en haar vader werkte op de nabijgelegen Oranjekazerne. Na kort naar Emmen verhuisd te zijn – vanwege het werk van vader Noot – keerden ze terug naar Amsterdam. Daar begon hij aan een hbs-opleiding, die ruw werd onderbroken door de oorlog. “De dreiging in Europa? Daar hielden we ons niet mee bezig. En toen de oor- log kwam, dachten we: Nederland is neutraal. Niemand maakte zich er zorgen over. Maar ja, plotseling kwam er wel een hoop gedonder. Je keek naar buiten en Schiphol, de hele lucht stond in brand.” Noot herinnert zich nog hoe hij als 15-jarige op de fiets naar school ging, terwijl de bommen op Amsterdam werden gegooid. “We zouden de moffen wel even verslaan, dachten we toen nog. Maar de capitulatie was een klap in ons gezicht. Toen de Duitsers hun triomfantelijke intocht hielden, kwamen de tranen en we waren zo woest op hen.” De oorlog sloeg diepe wonden. “Op de lagere school was ik het enige niet-joodse kind, daar is niemand meer van overgebleven.”


Aanvankelijk bleef hij gewoon naar school gaan. “Maar op enig moment moest ik me melden in hotel Atlanta dat door de Duitsers in beslag was genomen. Waarom ik moest opdra- ven, was niet helemaal duidelijk, maar zo gauw ik kans zag, ben ik gevlucht.” Noot vermoedt dat het ook met een kanotrip naar Emmen te maken kan hebben, die hij met zijn neef en een vriend maakte. “Ze waren stomverbaasd dat we uit Amsterdam waren gekomen, want de hele provincie was door de Duit- sers afgezet vanwege een overval van het verzet, waarbij bonkaarten en identiteitsbewijzen waren buit- gemaakt. Een oude buurman vroeg ons om wat spullen over water uit het gebied mee te nemen. Onderweg pikte iemand ze op.” Zo raakte hij betrokken bij illegale activiteiten en na de oproep van de Duitsers vonden zijn ouders het raadzaam om hem te laten onderduiken.


Special Air Service


Noot dook eerst onder bij een tante in Amsterdam, samen met een neef die nog studeerde. In zijn boek staat een foto waarop hij als vrouw ver- kleed te zien is. Lachend: “Dat was


de enige manier om nog op straat te komen, we zaten er al een half jaar. Even frisse lucht happen. Maar mijn neef zag er knap uit, dus hij kreeg veel aandacht van de moffen.” Door de razzia’s werd het te gevaarlijk. “Vlak voor de deur werden men- sen, ook kinderen, doodgeschoten. We zijn toen ondergedoken in het seminariegebouw in het Brabantse Haaren, waar vlakbij een concentra- tiekamp was. Onder de neus van de Duitsers, maar ze zagen ons niet. Het was veilig. Mijn ouders kwamen zo nu en dan langs.”


Hoewel – naar achteraf bleek – hun ouders er bij de ondergrondse op hadden aangedrongen dat zij niet aan gevaren blootgesteld zouden worden, gingen de verzetsactivi- teiten door. Zo begonnen ze onder meer een illegaal krantje met een stencilmachine van de Boerenbond. “Dat vulden we met nieuws dat we op een illegale radio van de bakker hoorden en brachten we ’s nachts rond. Verder kon je niks doen, je was machteloos.”


Dat ergens in september 1944 van- uit Engeland een oproep kwam aan jonge mannen in het verzet, kwam dan ook op een goed moment. “Ik dacht dat het de prins zelf was, die de oproep deed. Het ging ook om parachutisten, maar ik geloof niet dat de Special Air Service daarbij al genoemd werd.” Met een Dakota werden ze opgehaald, op het al bevrijde vliegveld Gilze-Rijen. “We werden naar Colchester in Engeland gevlogen en de volgende dag waren we al in uniform gestoken.” Ze begonnen met ongeveer dertig Nederlanders aan de opleiding bij de SAS. “Daarvan waren er na afloop nog maar zeven over, de rest kon het niet aan. Die kwamen bij de Prinses Irene Brigade terecht.” Na de top- zware opleiding werden ze sergeant. Vooral het paraspringen herinnert hij zich goed, de uit zijn uniform gesneden parawing heeft hij als stille getuige naast zijn rode SAS-baret op de stoel liggen. Hij pakt hem beet: “Het is een hele speciale, de Special Air Force-wing die ze in Egypte heb- ben ontworpen.”


Seyss-Inquart


Na de opleiding werden Noot en zijn kameraden ingedeeld bij 2 SAS, dat begin april 1945 zou worden ingezet in Nederland. In het kader van de


Arie Noot in SAS-uniform in 1945. Foto: privécollectie Arie Noot


operatie Keystone werden SAS- eenheden met jeeps gedropt achter de linies in de buurt van het nog niet bevrijde Apeldoorn. De operatie was er op gericht om verwarring te zaaien onder de Duitsers en geza- menlijk met het verzet bruggen veilig te stellen zodat de Canadese troepen verder naar Noord-Nederland kon- den oprukken. Volgens Noot werd


‘We moesten onrust stoken en dat hebben we ook gedaan!’


daar nog een geheime opdracht aan toegevoegd: het arresteren van Seyss- Inquart, de Duitse rijkscommissaris van Nederland. Hij had zich onder bewaking van de SS op landgoed Spelderholt nabij Apeldoorn terug- getrokken. “We werden in het hoofd- kwartier van de Airborne Division in Engeland gebrieft. Daar kregen we wat inlichtingen. Achteraf gezien


OKTOBER 2015 43


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65