van de wereld’
artskaart. Ook de persoonlijke spul- len worden gecheckt. Vooral mili- tairen merkten alles, dus we zoeken naar naam, registratienummer of wasnummer”, vertelt Els Schiltmans (39) van de BIDKL. Daarna wordt er historisch onderzoek gedaan. “Wat is er bekend over de gebeurtenissen op de vindplaats? Welke eenheden vochten er? Wie daarvan zijn ver- mist? De informatie van de vermis- ten proberen we te matchen met het biologisch profiel. Daar komen soms wel zes of zeven namen uit. Dan gaan we verder zoeken naar informatie. We kunnen bijvoorbeeld gebitsinformatie opvragen. Via de tandartskaarten hebben we al menig- een kunnen identificeren. Dan heb je geen DNA-onderzoek meer nodig.” Schiltmans legt uit dat ze pas nabestaanden informeren en DNA afnemen als ze een sterk vermoeden van identiteit hebben. “Je moet hier ontzettend zorgvuldig mee omgaan, je wilt mensen niet teleurstellen. Dat geldt ook zeventig jaar na dato. Soms wordt er gedacht: het is zo lang geleden, daar zijn die mensen toch niet meer mee bezig? Ik kan je verzekeren dat die gedachte niet klopt. Het zit ze nog steeds hoog en die gevoelens worden doorgegeven aan de volgende generaties. Iedereen heeft een plek nodig om naartoe te gaan als iemand er niet meer is. Als je zo’n plek niet hebt, kun je het niet afsluiten. Kijk bijvoorbeeld maar naar de ramp met de MH17. Daarbij is nog steeds een aantal mensen niet geïdentificeerd. Dat blijft knagen. Voor de nabestaanden is dat afschu- welijk. Rationeel weet je dat iemand niet meer leeft, maar de nabestaan- den willen hun geliefde begraven en hun verdriet een plek geven.”
Drie uitzendingen Na een jaar of vier bij Defensie
hoorde Schiltmans over het bestaan van de BIDKL. “Ik dacht: als ik daar ooit één teennagel tussen de deur kan krijgen, dan doe ik het. Voor mij komt alles hier samen, mijn interesse
in het menselijk lichaam en in de Tweede Wereldoorlog. Ik hou van het speurwerk. En de dood fascineert me op de een of andere manier, ik weet niet waarom.” Van een collega hoorde ze op een gegeven moment dat er over vier jaar een vacature zou vrijkomen. “Toen heb ik tegen ieder- een die het wilde horen, trouwens ook tegen iedereen die het niet wilde horen, gezegd dat ik daar wilde wer- ken”, zegt Schiltmans lachend. Ze heeft twee collega’s bij de dienst en werkt er inmiddels zes jaar. “Er zijn maar twee van dit soort diensten op de wereld. Dat zijn wij met z’n drieën in Soesterberg en op Hawaï zit het Amerikaanse JPAC, daar werkt vierhonderd man.” Voordat Schiltmans begon bij de BIDKL werd zij drie keer uitgezon- den. Op zoek naar avontuur ging ze op haar 19e in dienst en kwam bij 11e Brigade Pantserluchtdoelartil- lerie Batterij terecht. Binnen een jaar werd ze uitgezonden naar Bosnië. “Ik werd op donderdag gebeld en op maandag was ik weg.” Ze was chauf- feur van de bataljonscommandant. Na die uitzending ging ze in 1998 naar de KMS. In 2000 volgde een uit- zending als groepscommandant naar Cyprus. In 2005 werd ze voor het laatst uitgezonden, als vervoerscoör- dinator naar Kandahar, Afghanistan. “Ik heb het bij al mijn uitzendingen naar mijn zin gehad, maar Afghani- stan was het mooist. Ik had een hele zelfstandige functie. Veel regelwerk, dat ligt mij wel. Soms maakte ik belachelijke uren. 24 uur doorwer- ken en dan een uurtje slapen. Maar dat maakte me niks uit, het was mooi werk.” In haar huidige functie is de kans klein dat ze nog wordt uitge- zonden. “Ik zou best willen. Als ze vandaag bellen, ben ik morgen weg. Maar aan de andere kant, ik wil hier nooit meer weg. Dit is het mooiste vak van de wereld.”
Dankbaar
Natuurlijk is het werken bij de BIDKL soms ook heftig. “Ik ben niet snel van
slag, want dit is gewoon mijn werk. Maar soms merk ik dat ik wel even afstand moet nemen. Dat was bijvoor- beeld zo toen we een zaak hadden waarbij we onbekende slachtoffers van de Waalsdorpervlakte probeer- den te identificeren. Dan zie je het ene executieslachtoffer na het andere, waarbij je weet dat die mensen op een afschuwelijke manier, zonder proces, aan hun eind zijn gekomen. Gelukkig hebben we een aantal van hen kunnen identificeren.” En die identificatie maakt haar werk zo ontzettend de moeite waard. “Nabestaanden zijn vaak erg dank- baar dat ze hun geliefde alsnog kunnen begraven. Wij zijn bij elke begrafenis. Als iemand je dan komt bedanken, ben je een grote vent als je het droog houdt. Soms duurt een onderzoek jarenlang. Maar als je iemand na jaren van onderzoek in de ogen kunt kijken en kunt zeggen: ‘Je vader is bij ons…’, dat maakt dat je zoveel voldoening haalt uit dit werk. Soms kunnen we ook persoonlijke bezittingen teruggeven. Het is mooi om bijvoorbeeld een trouwring te kunnen overhandigen aan een doch- ter die haar vader nooit gekend heeft. Voor haar is dat het enige tastbare wat ze heeft. Dan moet ik zelf ook drie keer slikken.”
Ze vertelt dat het onderzoekswerk een boost heeft gekregen door de ontwikkelingen in het isotopen- en DNA-onderzoek. “Door vernieuwde technieken in het DNA-onderzoek hebben we bijvoorbeeld een dossier dat hier al 25 jaar op de plank lag alsnog kunnen oplossen. We konden ineens tegen een dame van 94 zeggen: we hebben je broer gevonden. En dat is precies waarom ik dit werk doe, voor de slachtoffers en hun nabe- staanden.”
Els Schiltmans schreef samen met Piet IJntema een boek over de Ber- gings- en Identificatiedienst (zie ook Checkpoint 10-2014). Vermist is erger dan dood, ISBN 9789082179705,
www.jomini.nl.
MAART 2015 21
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65