908 | WEEK 14-15 3 APRIL 2019
Adviesraad: Vlaamse regelgeving inzake onbemand en geautomatiseerd varen rammelt van alle kanten
bevinden, betekent volgens de adviesraad dat er wettelijk gezien nog altijd iemand de schip- per is. De MORA vraagt om te verduidelijken wie de wetgeving als schipper beschouwt. De taken van een schipper reiken verder dan ver- antwoordelijkheid dragen. De taken die een schipper normaal gezien uitvoert, moeten een- duidig toegewezen worden aan degene(n) die de verschillende taken van een schipper over- neemt. De MORA verwacht dat dit in de regel- geving wordt opgenomen en niet dat het volle- dig opengelaten blijſt, zoals nu het geval is. Het gaat onder meer over wie zal communiceren, wie zal helpen bij het schutten van geautoma- tiseerde of onbemande vaartuigen. Ook aan aspecten zoals een verzekering moet gedacht worden.
BRUSSEL De Mobiliteitsraad (MORA), die de Vlaamse regering en parlement adviseert over de krachtlijnen van het te voeren be- leid inzake mobiliteit, openbare werken en de wet- en regelgeving op dat gebied, staat positief tegenover de regeringsplannen in Vlaanderen voor innovatie in de binnen- vaart. Die moeten het mogelijk maken om onbemand en geautomatiseerd varen toe te laten. Maar met de wet- en regelgeving, waarmee de Vlaamse regering een en ander wil verwezenlijken, maakt de MORA resoluut korte metten om niet te zeggen brandhout. De Vlaamse regering zal haar huiswerk, dat een ontstellend aantal onbegrijpelijke leem- ten en onduidelijkheden bevat, voor een groot deel over moeten maken.
JAN SCHILS
De Vlaamse regering keurde eind februari van dit jaar een ontwerp van besluit tot aan- passing van de scheepvaartregelgeving aan de mogelijkheden van geautomatiseerd va- ren goed. Zij krijgt namelijk een toenemende vraag voor het uitvoeren van pilootprojecten omtrent geautomatiseerd en onbemand va- ren op het Vlaamse waterwegennet en in de havengebieden. Maar binnen de bestaande wet- en regelgeving voor de scheepvaart kan dat niet. Met haar ontwerp van besluit wil de Vlaamse regering de noodzakelijke aanpas- singen doorvoeren aan de algemene scheep- vaartregelgeving en zo in de toekomst ge- automatiseerd en desgevallend onbemand varen mogelijk te maken. Deze aanpassin- gen gaan dus niet enkel over het toelaten van proefprojecten.
Onvoldoende uitgewerkt De MORA acht het voor advies voorliggende ontwerp van besluit onvoldoende uitgewerkt om een gedegen juridisch kader te vormen voor onbemand en geautomatiseerd varen. Het besluit bevat daarvoor teveel leemten. De adviesraad geeſt in haar advies concreet aan welke elementen nog moeten ingevuld worden. Deze zijn niet onbelangrijk, want het gaat onder meer over het onderscheid tus- sen onbemand en geautomatiseerd varen, het verduidelijken van schipperstaken, de vereis- ten waaraan personen die het schip moeten besturen moeten voldoen, de veiligheidsvoor- waarden en de werking van een ‘Commissie van Deskundigen’.
Tijdelijk regelluw kader De MORA is ook van oordeel dat de Vlaamse regering heeſt nagelaten om een aantal be- langrijke partijen te raadplegen en acht met
name nodig dat een aantal aspecten van dit ontwerp van besluit worden besproken op de fora voor sociaal overleg of overlegd met an- dere overheden. Bovendien is de MORA geen voorstander van een onmiddellijke, algeme- ne verruiming van de wetgeving, zoals wordt voorgesteld. Om innovaties te introduceren, pleit de MORA al langer om te beginnen met het voorzien van een tijdelijk regelluw kader en hierbinnen proefprojecten te organiseren. Zo kan een proefproject de ontbrekende ken- nis invullen om tot een regelgeving op maat van onbemand en geautomatiseerd varen te komen.
Rechtsregels Het ontwerp van besluit van de Vlaamse rege- ring voegt in bestaande reglementen elemen- ten toe die geautomatiseerd of onbemand va- ren moeten toelaten. Het ontwerp van besluit bevat 10 artikelen. Omdat elke waterweg een apart reglement heeſt, wijzigt dit ontwerp van besluit deze reglementen één voor één. Voor elke waterweg voegt het besluit dezelfde tekst in. Deze stelt dat ingeval schepen onbemand varen of van op afstand worden bestuurd, de naleving van de voor de schipper, kapitein en/of de bemanning geldende voorschriſten slechts wordt opgelegd in de mate van het mogelijke, maar dan wel door alle personen die voor het functioneren van het schip ver- antwoordelijk zijn en dat de eigenaar daar- voor medeverantwoordelijk is. Het Algemeen Politiereglement voor de Scheepvaart op de Binnenwateren stelt dat de schipper bij het varen steeds aan boord moet zijn. Het ont- werp van besluit staat echter toe dat een schipper zich niet aan boord bevindt. Een Koninklijk Besluit van 9 maart 2007 over de bemanningsvoorschriſten op de Belgische scheepvaartwegen bevat de mogelijkheid om een Commissie van Deskundigen op te richten die bij uitzondering tijdelijke afwijkingen kan toestaan op de voorgeschreven minimumbe- manning. Het ontwerp van besluit geeſt de lokale waterwegbeheerder of het lokale ha- venbedrijf eveneens de mogelijkheid om te beslissen op welke vakken of delen van de wa- terweg en onder welke voorwaarden het va- ren zonder bemanning of met van op afstand bestuurde vaartuigen in een bepaald vak wordt toegestaan.
De MORA merkt op dat ofschoon de nota van de Vlaamse regering spreekt over het moge- lijk maken van proefprojecten en de rechtsre- gels die een innovatie in de weg staan tijdelijk uit te schakelen, het gaat over een veralge- meende wet- en regelgeving. In het ontwerp van besluit komt dit tijdelijke aspect nergens
aan bod. Ook ontbreken flankerende beper- kingen aan geautomatiseerd of onbemand va- ren. Om nieuwe technologie te introduceren is de MORA voorstander van een stapsgewijze aanpak, waartoe het uitvoeren van proefpro- jecten onder gecontroleerde omstandigheden ook behoort. Deze zijn onder meer het op- leggen van beperkingen omtrent afmetingen van het vaartuig, type schepen, type vervoer- de goederen, personen of goederen, laadver- mogen van het vaartuig, de binnenvaartwe- gen of kanalen waarvoor deze regels gelden. Uitbreiden van het proefproject kan op basis voortschrijdend inzicht en evaluaties van het project. De MORA is daarom geen voorstander van een onmiddellijke, algemene verruiming van de wetgeving. “Bovendien laat het voor advies voorliggende ontwerp van besluit nog te veel gaten open om het als gedegen wetge- ving te beschouwen”, zo luidt de kritiek.
Geen onderscheid tussen personen en goederen De adviesraad verbaast zich er over dat de Vlaamse regering nergens in het ontwerp een definitie van geautomatiseerd varen of on- bemand varen heeſt opgenomen. Beide za- ken vragen volgens de MORA een andere aan- pak. Bij geautomatiseerd varen kan er zich nog een bemanning aan boord bevinden, bij onbemand varen is dit niet het geval. Ook is nergens aangegeven voor welk type schepen deze regelgeving geldt. Ook verbaast het de adviesraad dat het onderscheid tussen goede- ren- en personenvervoer ontbreekt.
Het ontwerp van besluit voegt in alle regle- menten de algemene zin toe dat de wetge- ving enkel “in de mate van het mogelijke” moet gevolgd worden. De MORA vindt deze omschrijving te vaag. Ze begrijpt dat er een aantal technische vereisten, die rechtstreeks gelinkt zijn aan het welzijn van bemanning (zoals kookruimtes) niet zinvol zijn op onbe- mande vaartuigen. Zij meent echter dat nog steeds aan alle andere (technische) vereis- ten voldaan moet worden en verwacht van de Vlaamse regering een duidelijk overzicht van de eisen waaraan moet voldaan worden en welke niet. De Commissie van Deskundigen kan volgens haar een beslissende rol spelen bij het vastleggen van deze eisen.
Het ontwerp van besluit herleidt geautoma- tiseerd of onbemand varen tot het niet aan boord bevinden van een schipper en beman- ning en schuiſt hun verantwoordelijkheden door naar de personen die voor het functi- oneren van het schip verantwoordelijk zijn. Dat de schipper zich niet aan boord moet
Geen letter over bemanningseisen De adviesraad is verder van oordeel dat een schipper en zijn bemanning in het bezit moe- ten zijn van de juiste kwalificaties, opleiding, certificaten en dergelijke. Maar In het ontwerp van besluit komen nergens de eisen aan bod, waaraan de personen die instaan voor het functioneren van een onbemand en geauto- matiseerd vaartuig moeten voldoen en even- min over welke certificaten zij moeten beschik- ken. Het gaat dan onder meer over certificaten voor walbedieners, skills voor communicatie met andere schepen, BIPT certificaat, vakbe- kwaamheid, rusttijden en dergelijke. De MORA verwacht dat deze vereisten worden bespro- ken en vastgelegd in de daartoe aangewezen overlegfora.
Veiligheid De adviesraad vraagt voorts om veiligheid van en rond schepen zo maximaal mogelijk na te streven. Daarmee bedoelt zij onder meer de verkeersveiligheid, de interactie met andere waterweggebruikers waaronder de plezier- vaart en de veiligheid in geval van technische problemen. De MORA mist onder andere vol- gende aspecten in het Vlaamse ontwerp van besluit: oplossingen voor interventie bij techni- sche problemen, calamiteiten zoals brand aan boord, hacking, voldoen aan de internationale hulpverplichting voor slachtoffers in het water.
Het ontwerp van besluit wijzigt voor een aan- tal waterwegen het reglement. Het is voor de MORA onduidelijk of onbemand of geautomati- seerd varen nu mogelijk is op alle waterwegen in Vlaanderen. Ze vraagt daarom één duidelijke regelgeving voor Vlaanderen en geen, in wetge- ving opgenomen, verschillen tussen de water- wegen. Waterwegbeheerders kunnen uiteraard wel lokaal beperkingen toestaan. De aanwezigheid van onbemande en geauto- matiseerde vaartuigen op het waterwegennet vergt ook kennis van de andere gebruikers van de waterweg om hiermee om te gaan. De MORA verwacht dat de regelgeving de noodzakelijke communicatie naar de waterwegbeheerders, de havens en de andere gebruikers van de wa- terweg, en specifiek de pleziervaart, duidelijk regelt. Ook de vaartuigen duidelijk herkenbaar maken door bijvoorbeeld aangepaste seinen, hoort hier voor de adviesraad bij.
Overleg
De beslissing van de Vlaamse regering draagt de Vlaamse minister Ben Weyts, die bevoegd is voor mobiliteit en openbare werken, op om overleg te plegen met de federale overheid en het Waalse en Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het Europese beleidsniveau is hierbij niet opgenomen. Met bepaalde verplichtin- gen die nu internationaal verankerd zijn (bij- stand bij calamiteiten, drenkelingen) houdt het besluit ook geen rekening. De MORA stelt zich ook de vraag hoe dit ontwerp van besluit zich verhoudt tot de verschillende internati- onale verplichtingen in de scheepvaart zoals de noodzakelijke derogatie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, die nodig is bij afwijkingen aan veiligheidseisen. Ook daar- over wil de adviesraad duidelijkheid.
5
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38