1020 | WEEK 30-31 26 JULI 2023
Het einde van een interessant Utrechts woonschip
35
Heerewaarden in 1954, met de Twee Gebroeders als tweede van links.
Collectie Gijs Sepers
Het casco passeert de Muntsluis richting de sloop.
VREESWIJK Het was vlak voor de zomer, dat de sporadisch in gebruik zijnde Utrechtse Muntsluis haar deuren opende. Wat erdoor- heen ging, was het drijvende fundament van een oud woonschip met een formidabele ge- schiedenis. De gemiddelde voorbijganger be- zag het gehavende casco vermoedelijk als een aſtands stuk roest waarvan de waarde slechts wordt uitgedrukt in de prijs voor de kilo’s oud ijzer.
Op het moment dat u dit leest, is schroot ook precies wat inmiddels van het schip is over- gebleven. Toch is dit weinig eervol voor een schip dat namen heeſt gedragen als Twee Gebroeders, De Krekel en De Uitkijk en waarbij elke naam afzonderlijk een interessante his- torie hoort. Met het vertrek en sloop verloor Utrecht een bijzonder stuk maritiem erfgoed. De oude heve-aak die na haar werkzame be- staan nog ruim 70 jaar een huishouden droeg, verdient het om – postuum - voor het voetlicht te worden gehaald.
Afgezien van het kale casco is het laatst be- kende beeld van het schip wenig florissant: dat van een verwaarloosde woonboot. De aak lag sinds 1961 als woonschip aan de Utrechtse Billitonkade, pal naast de Oude Rijnbrug. Ze was een typisch voorbeeld van een traditio- neel woonschip: een rechte doos op het casco van een oude schuit. Wie goed keek, bespeur- de opmerkelijke zaken zoals kleine opgelaste plaatjes in de boeg en de dubbele rij klinkna- gelgaten ‘in de neus’. En dan was er nog de verdikking in de scheepshuid aan stuurboord- zijde, net na de kop. Het blijken sporen van bijzonder gebruik uit het verleden.
Riviervisserij De heve-aak is ergens rond de eer-vorige eeuwwisseling gebouwd als zeilend vracht- schip. Opdrachtgever, scheepsnaam, bouw- jaar en -werf zijn onbekend. Zij vervoerde vervolgens als een echte Hagenaar zand en stenen.
Ergens vóór de Eerste Wereldoorlog treedt het schip duidelijker uit de waas van het verle- den. Zij komt dan in eigendom van Lisner, een Duitse grootpachter die jaarlijks voor een aan- zienlijk bedrag visrechten koopt voor delen van de Rhein. Onder zijn bewind gaat de aak op palingvangst in Duitsland, met aan boord een Nederlands vissersgezin als zetschipper.
In niets lijkt de aak meer op het zeilende vrachtschip dat zij was. Als zogenoemde waal- schokker is ze geschikt gemaakt voor de an- kerkuilvisserij. Roef, gangboorden en dek- ken zijn verdwenen. Onder het verhoogde en verlengde voordek is woonruimte gecreëerd. Aansluitend hierop is aan bakboord de gebrui- kelijke smalle houten opbouw toegevoegd, met daarin de keuken. Naast het opbouwtje is een verlaagde houten werkvloer aangebracht. De gevangen paling werd levend bewaard on- der deze vloer in de dubbele bun, die via de
geperforeerde zijwanden in rechtstreekse ver- binding staat met het buitenwater.
Ankerkuil Zeilen en tuigage maakten plaats voor een enorme fuik met onder en boven een lange boom: de ankerkuil met bijbehorend tuig. Op het voordek staan enorme lieren, waarmee dit net en het zware anker kunnen worden gehe- sen. Aan stuurboordzijde is een vierkante slijt- plaat aangebracht, waar de bomen tegen het casco schuren. Tenslotte steekt op de gladde ‘akenneus’ een geklonken opzetstuk waaraan het tuigage van de mast is bevestigd. In deze hoedanigheid ving het gewezen vrachtschip tussen Pinksteren en Allerheiligen paling bo- ven de Duitse visgronden.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog komt Lisner in financiële problemen, omdat Duitse Franken waardeloos zijn geworden en hij zijn Nederlandse zetschippers in harde gul- dens moet uitbetalen. Harry Kosters, een rijke Nederlandse herenboer en steenfabrikant uit Heerewaarden koopt in 1920 een aantal sche- pen met het Nederlandse personeel. Kosters geeſt de waalschokkers dezelfde naam: Twee Gebroeders - naar zijn twee zonen - met een volgnummer.
De Heerewaardense Evert Verbeek is visser op de verbouwde heve-aak. Hij wordt opge- volgd door zijn broer Dirk en diens vrouw Mien Lam. Hun beide zoons, Anton en Henk groeien aan boord op met het vissersbestaan. Paling vangt de familie Verbeek, soms dag en nacht, in de Rijn, ongeveer ter hoogte van de Duitse plaatsjes Urmitz en Xanten. De bijvangst wordt uitgevent waarbij de opbrengst mag worden gehouden.
Begin jaren dertig wordt Kosters eveneens ge- confronteerd met een stagnerende economie. Vlak voor zijn faillissement koopt Evert in 1932 een aantal van Kosters waalschokkers waar- onder de verbouwde heve-aak. Als Evert in 1944 overlijdt, komt het schip in handen van zijn broer Dirk.
Wereldoorlog Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden de waalschokkers aanvankelijk ongemoeid gela- ten omdat ze geen vracht vervoeren en men hoe dan ook moet eten. De familie Verbeek neemt in die tijd vaak een aantal jonge man- nen aan boord die als visser de gevreesde Arbeitseinzats kunnen ontlopen. Controles vinden wel plaats, maar voor een paar maal- tjes paling krijgt de familie Verbeek veel voor elkaar.
Helaas verandert de situatie aan het eind van de oorlog. De sfeer wordt grimmiger als de Duitsers de greep op de oorlog verliezen. Uit nijd worden schepen tot zinken gebracht. Daarop besluit de familie Verbeek hun Twee Gebroeders tijdens hoogwater op de wal te zetten. Het blijkt geen overbodige maatre- gel, want op een dag wordt de waalschokker
met granaten bestookt. Eén ervan komt naast het schip tot ontploffing. De scherven vliegen door de boeg, waarachter zoon Henk op dat moment in zijn kooi ligt te slapen. Wonderlijk genoeg wordt hij niet geraakt. De gaten wor- den gedicht met metalen plaatjes. Na de oor- log wordt het schip weer te water gelaten en wordt het vissersleven weer opgepakt.
In 1950 koopt Dirks zoon Henk het schip van zijn vader. Visgronden vinden hij en zijn vrouw dichter bij Heerewaarden, onder meer bij Haalderen en Gendt. Het zijn de nada- gen van de riviervisserij. Paling is er nog wel, maar de smaak van vervuiling dringt erin door. Begin jaren vijſtig raakt de aal onver- koopbaar en stopt het werkzame leven van de Twee Gebroeders. In 1953 gaat de anker- kuil definitief van boord en gebruiken Henk en zijn vrouw de waalschokker in de haven van Heerewaarden alleen nog voor bewoning.
Woningnood Getroffen door de naoorlogse woningnood zoekt het jonge stel Elly en Joop Baaren al- ternatieve woonruimte. Alhoewel zij niet van plan zijn om op een boot te gaan wonen, ko- men ze via de Utrechtse scheepsmakelaar Kamerbeek de Twee Gebroeders op het spoor. Op 12 december 1956 kopen ze de oude ri- viervisser voor de prijs van 4.000 gulden, in- clusief ‘loopbrug, landvasten, drie ankers, 2 x 35 meter staaldraad, 1 x 40 meter staaldraad en 1 x 35 meter staaldraad, verdere sluitingen en kettingen.’ De scheepsnaam veranderen zij in De Krekel. Achter een sleepboot zetten ze koers naar Vreeswijk, omdat deze plaats rela- tief dicht bij Joops werk ligt en zij in dit oude schippersdorp een redelijke kans denken te maken een ligplaats te bemachtigen.
In de nacht komen ze aan. De volgende mor- gen vormt het visserschip direct een beziens- waardigheid. Dorpelingen verdringen zich op de kant, omdat zij waarschijnlijk nog nooit een waalschokker van dichtbij hebben gezien. Joop en Elly houden daarop de gordijnen dicht. Na enige tijd luwt de nieuwsgierigheid. Van Rijkswaterstaat mag De Krekel aan het Jaagpad blijven liggen.
Hoewel Joop en Elly de koning te rijk zijn met hun onderkomen, is het wonen aan boord van deze voormalige vissersschuit oncomfortabel en nogal bewerkelijk. Nutsaansluitingen zijn er niet. ’s Winters is het koud en het dak van de opbouw lekt, waardoor potten en pannen het regen- en condenswater moeten opvan- gen. Regenwater stroomt dan ook nog, net als vroeger, via het houten dek het ruim in, dat geregeld moet worden leeggehoosd.
Kinderledikant In kleine stappen brengen de Baarens ver- anderingen aan. De visbunnen worden ge- dicht. Mast en lieren gaan van boord, waarna de mastkoker in het vooronder plaatsmaakt voor een kinderledikant. Voor meer daglicht plaatst Joop in de opbouw extra ramen. Toch
Zetschipper-vissersgezin Mien Lam, Dirk Verbeek met zoons Henk en Anton ca. 1930. Collectie Verbeek
blijſt het behelpen en in 1960 kiezen Joop en Elly voor een rigoureuzere aanpak. De Krekel wordt gestript en krijgt een compleet nieuwe opbouw waardoor het uiterlijk van de aak op- nieuw totaal verandert. Uit verlangen naar een meer stedelijke omgeving verkassen Joop en Elly in 1961 naar de Utrechtse Billitonkade.
In 1987 wordt de op- en omgebouwde aak ver- kocht. De nieuwe eigenaar verandert de naam in De Uitkijk. Deze naam eer aandoend, ligt het schip vervolgens nog vele jaren in de Oude Rijn waar ze uitkijkt op een omgeving die door de tijd verandert van een industriegebied in een woonwijk. In stilte verzonken verandert het woonschip zelf ook - geholpen door de tand des tijds. De verfkwast is ver te zoeken en een gang naar de werf zit er ook niet meer in.
En zo veranderde het woonschip langzaam tot een onappetijtelijk geval, waarbij nie- mand de verhalen hoorde of zag van de plaat- jes in de boeg, de gaten van het opzetstukje op de scheepsneus en de slijtplaat tegen de scheepshuid: getuigen van het onvermoede en onbekende verhaal van de oorlog en de woningnood en van de palingvisserij uit lang vervlogen tijden.
Met dank aan: • Henk Verbeek, oud-palingvisser en oud-bewoner;
• Elly Baaren, oud-bewoner; • Gijs Sepers, oud-palingvisser en amateurhistoricus;
• Maarten van de Krol, Project Stalen Woonschepen Utrecht;
• Ed Landsmeer, sleepdienst Lotus.
Bronnen: • ‘De vissers van Maas en Waal’ door Edward P. de Groot, uit Spiegel der Zeilvaart 1980/5
• ‘So fischte man am Niederrhein’ door Werner Böcking, uitgegeven door Boss-Verlag Kleve, 1988
•
‘Aken’ door Boudewijn de Haas, Hein Sommer en Bart Vermeer uit ‘Schepen die Blijven – Type- en scheepsbeschrijvingen van Nederlandse historische bedrijfsvaartuigen’, uitgave Landelijke Vereniging tot Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig, 1999
• ‘Waalschokkers zijn geen schokkers’ door Gijs Sepers, uit Spiegel der Zeilvaart 2000/8
• ‘Aalschokkers Erobern den Preußischen Rhein - Entwicklung der Fanggeräte für den Aalfang’ door Werner Böcking, uitgave Emmericher Geschichtsverein, 2004
• Bezoekerscentum De Grote Rivieren in Heerewaarden
Primitief wonen in 1957: hout hakken op het achterdek.
Collectie Baaren
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38