De Wet op de Patiëntenrechten in België (2002) voorziet in het fundamenteel recht van iedere patiënt dat hij/zij toestemming moet geven voor welke behandeling dan ook - genezend, levensreddend, levensverlengend, palliatief, enz. Wanneer patiënten niet voldoende mondig (meer) zijn, of niet voldoende ingelicht zijn over de voor- en nadelen van een bepaalde therapie kan de arts een behandeling ‘boven het hoofd’ van de patiënt nemen (hoewel dit niet wettig is).
Bij acute gezondheidsproblemen - bijvoorbeeld een gebroken been - leidt dat meestal niet tot discussie en aanvaarden de meeste mensen de paternalistische voorstellen van artsen (‘we gaan uw been ingipsen’). Maar bij chronische aandoeningen, die dus per definitie ongeneeslijk zijn, speelt het effect van een behandeling op de resterende levenskwaliteit van de patiënt een veel grotere rol. Wanneer hier geen grondig overleg plaatsvindt met de zieke (of zijn/haar familie) kan een eenzijdige behandelingskeuze door de arts achteraf tot heel wat frustraties leiden. Goed informeren en nadien gezamenlijk overleggen is hier de boodschap. Zo kan de patiënt zijn keuze maken uit de bestaande therapeutische opties en eventueel bepaalde - of alle - behandelingen weigeren. Het recht op degelijke, begrijpelijke informatie is een fundamenteel patiëntenrecht. Bovendien kan de patiënt een vertrouwenspersoon aanstellen om hem of haar bij deze beslissingen bij te staan.
Voorafgaande negatieve wilsverklaring
Sommige mensen willen betrokken blijven bij het maken van keuzes rond het levenseinde, ook indien men door omstandigheden zijn/haar wil niet meer kan uiten. Dit kan d.m.v. het opstellen van een zogenaamde voorafgaande