search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Ironisch genoeg leidde juist de mestwetgeving tot een achteruitgang van de mestkwaliteit. Verhoeven wijst op de emissiearme dichte stallen; die beoordeelt de over- heid niet op de kwaliteit van mest of de toegevoegde waarde voor de bodem, maar op de emissie van ammo- niak. Het aandeel organische stof in de mest staat onder druk. Als de kwaliteit van mest serieus centraal zou staan, moeten boeren meer keuzevrijheid krijgen om te werken aan maximale benutting van organische mest. Sommige boeren doen dat door mest te scheiden, ande- ren voegen bacteriën toe aan de mest (zie kader). En weer anderen kiezen ervoor de mest te beluchten (Aero- mix-mestsysteem). Dat zorgt ervoor dat anaerobe bacte- riën geen kans krijgen om mest te fermenteren. Meer gangbaar is het toevoegen van een deel (een derde) water aan de mest. Daarmee vloeit mest beter over de akker uit, wat de benutting van stikstof en fosfaat verhoogt.


Snelle stikstof blijft nodig


Mest met een hoger aandeel organische stof is volgens Gerard Abbink gezond voor de bodem, maar kent ook beperkingen. ‘Het bodemleven heeft in het vroege voor- jaar ook snelle stikstof nodig om actief te worden. Dat bevordert de vertering van organische mest. Daarom is helemaal kunstmestloos boeren naar mijn mening niet


realistisch’, zegt de adviseur van Groeikracht. Hij erkent wel dat kunstmest technisch gezien vervang- baar is met een snelle stikstofvariant uit bijvoorbeeld mineralenconcentraat. Onlangs bleek uit onderzoek van de Wageningen Universiteit dat het gebruik van de kunstmestvervanger Groene Weide Meststof niet leidt tot een hoger nitraatgehalte in het grondwater. Abbink juicht deze ontwikkelingen toe, maar plaatst ook kanttekeningen: ‘De concentraties aan nutriënten zijn vaak lager dan in kunstmest. Er is dus meer transport nodig voor eenzelfde hoeveelheid meststof. En er zijn aanvullende bewerkingen nodig om de gewenste samen- stelling met stikstof, kali en fosfaat te realiseren. We moeten ervoor waken dat de prijs van een kilo meststof daarmee hoger uitvalt dan met kunstmest.’ Volgens Abbink draait een hoge benutting van organi- sche mest niet alleen om de kwaliteit van mest. Moment van toedienen (vlak voor de regen), verdeling (eerste, tweede snede) en samenstelling zijn belangrijker. Frank Verhoeven hoopt dat de minister aanstuurt op een mestbeleid dat het doel centraal stelt en niet het middel. ‘Stel niet het stalsysteem centraal, of de manier van uitrijden, maar reken kringlooplandbouw af op de kring- loopefficiëntie. Het doel is een hoge benutting van mest, laat de boer kiezen hoe hij dat waarmaakt.’ l


Geert Broersma: ‘Mest functioneert beter als die kan rijpen’


‘Mest is de belangrijkste schakel in de kring- loop van een landbouwbedrijf’, zegt melkvee- houder Geert Broersma uit Damwoude. Hij runt een bedrijf met 135 melkkoeien op 80 hectare grond. Mest noemt Broersma voe- ding voor de bodem. Hoe beter die mest functioneert, des te minder input heb je nodig van buiten je bedrijf.


Mest functioneert beter als die de kans krijgt om te rijpen, is Broersma’s ervaring. ‘In onze situatie werken we met toevoegmiddelen in de mest, met bacteriën. We doen dat nu twaalf jaar en ik zie dat de grond minder af- hankelijk is van kunstmest. Voorheen was de grasmat geel als je geen stikstof gaf en groen na een stikstofgift. Ik merk dat het gras nu


makkelijker groeit en beter bestand is tegen de droogte.’ Weidegang draagt volgens de veehouder ook bij aan de benutting van mest. ‘Als je ziet wat er na tien dagen onder een mestflat van- daan komt, dan sta je versteld van het bo- demleven. De bodem is prima in staat om mest zelf te verwerken.’ De verteerde mest is volgens Broersma een waardevolle voedings- bron.


Het liefst zou de Friese veehouder zijn mest ook bovengronds uitrijden. Het moment van uitrijden is meer bepalend voor de benutting van mest dan de manier waarop. Ook de bodemtemperatuur is voor hem niet heilig. ‘De grond moet “aanstaan”. Als het bodemle-


ven actief is, warmt de grond vanzelf op. De draagkracht van de grond is voor mij een belangrijker criterium. Bij een goede draag- kracht zit er minder water in de bodem en is de bodem minder koud.’


veeteelt NOVEMBER 2 2018 21


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68  |  Page 69  |  Page 70  |  Page 71  |  Page 72