Over de route die hoogpathogene vogelgriepvirussen met wilde vogels afleggen is de laatste jaren steeds meer duidelijk geworden.
(een wilde eend en bruine kiekendief) die vo- gelgriep van het type H5N6 bleken te hebben. Denemarken vond in januari ditzelfde type vi- rus nog bij een buizerd, en in december bij een zeearend. “Of dat een staartje is van de vorige epidemie dat nu uitdooft of dat het gewoon weer begint, durf ik niet te zeggen”, zegt vete- rinair epidemioloog Arjan Stegeman (Universi- teit Utrecht) over die vondsten bij wilde vo- gels. Hij maakt een vergelijking met de H5N1-epidemie die Europa in 2005/2006 trof. “Tot 2008 is het virus toen eigenlijk steeds ge- vonden, maar daarna in West-Europa 6 jaar niet meer, totdat in 2014 de nieuwe H5-virus- sen kwamen.”
Kennis over route Met de kennis van die uitbraken toen, en de uitbraken van hoogpathogene vogelgriep van de laatste paar jaar, is er veel meer duidelijk geworden over hoe hoogpathogene vogel- griepvirussen naar Europa komen (naast de mogelijkheid dat een laagpathogeen virus hier naar hoogpathogeen muteert). Voordat er uit- braken in Europa komen, wordt eenzelfde vi-
rustype vaak al eerder gevonden bij het Qing- hai-meer in China, of het meer Ubsu-Nur op de grens van Rusland en Mongolië. Daarna zie je een patroon van nieuwe besmettingen langs de migratieroutes van wilde vogels, die naar de broedgebieden in Siberië trekken en daar in contact komen met wilde vogels die onder meer naar Europa migreren.
Geen monitoring levende vogels Op wat er op dit moment rondwaart aan vo- gelgriepvirussen in Europa is echter weinig zicht. De laatste vondsten van het virus beper- ken zich tot wilde vogels die dood zijn gevon- den. De zogeheten ‘actieve surveillance’ (waar- bij levende wilde vogels bemonsterd worden) is in nagenoeg heel Europa stopgezet. De Euro pese voedselveiligheidsautoriteit Efsa (via een werkgroep vogelgriep waar Stegeman voorzitter van was) adviseerde twee jaar gele- den om actieve surveillance gerichter te gaan doen in specifieke gebieden in plaats van in heel Europa. De kritiek op de actieve surveil- lance is dat het virus niet vaak gevonden wordt bij levende wilde vogels. Stegeman, in
Nederland voorzitter van de deskundigen- groep Dierziekten: “Je kunt beter in Europa een aantal gebieden aanwijzen voor monitoring, waarvan we weten dat migrerende vogels daar graag naartoe gaan. Je hebt onder meer in Zweden, Italië en Nederland zulke gebieden, en je kunt er nog wel een paar aanwijzen. Pro- beer nou daar aan actieve surveillance te doen, zodat je veel beter begrijpt hoe de ver- spreiding verloopt.” Een dergelijke surveillan- ceprogramma is echter nog niet opgezet.
‘Weet niet wat speelt’ Ron Fouchier noemt het kortzichtig om de ac- tieve monitoring bij wilde vogels stop te zet- ten. “Je weet niet meer wat er speelt, en leert ook niet meer”, constateert hij. “Wat we nu gaan doen, is wachten tot de pleuris uitbreekt in pluimveehouderijen, en dan gaan we kijken wat we gaan doen.” Hij noemt het duidelijk dat het huidige probleem van uitbraken van hoog- pathogene vogelgriep ligt bij wilde vogels die virussen vanuit Azië via broedgebieden in Rus- land mee hier naartoe nemen. “Maar welke soorten dat zijn, en of we daar iets mee kun-
▶PLUIMVEEHOUDERIJ | 18 april 2019 47
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68