20
‘Mij n vader sprak met lof over hun menselij kheid’
Abdul Wali Kamran (1993), Tarin Kowt, Afghanistan ‘Ik was 14 jaar toen er Nederlandse militairen naar Uruzgan kwamen. Met mij n ouders, mij n vij f broers en twee zussen woonde ik in de stad Deh Rawood, in het district Deh Rawood. We woonden vlak bij de compound. Ik wantrouwde de soldaten eerst een beetje, maar na verloop van tij d was ik blij met hun aanwezig- heid. Het was al snel duidelij k dat ze er niet op uit waren ons kwaad te doen. Integendeel: ze maakten grapjes met de kinderen hier, leerden ons Engels, praatten met iedereen en hielpen ons met van alles: het verbeteren van de drinkwatervoorziening, de bouw van een school en het herstel van wegen. De Nederlandse strij dkrachten vergaderden elke donderdag met de gouverneurs van alle districten van Uruzgan. Ze bespraken welke districtoverstij gende problemen zich voordeden en hoe die samen op te lossen. Denk aan zaken als veiligheid, infrastructuur en hoe er een sfeer van vertrouwen kon worden ontwikkeld tussen de Afghaanse overheid, de bevolking en de buitenlandse strij dkrachten. Mij n vader was districtsgouverneur van Deh Rawood en woonde die vergaderingen ook bij . Hij sprak altij d met lof over de menselij kheid van de Nederlanders. Ze willen echt
A checkpoint
bij dragen aan ons welzij n, zei hij . In het najaar van 2007 vielen de taliban Deh Rawood aan. Het gevecht dat volgde duurde twaalf dagen. Mij n vader vocht ook mee. Wij hadden geen schij n van kans, maar met hulp van de Nederlanders werden de taliban verdreven. Zij hebben onze levens gered. Dat is mij n belangrij kste herinnering aan de Nederlandse soldaten. En ook dat ze mensen die gewond geraakt waren, heel goed verzorgden. Een halfjaar geleden is Deh Rawood door de taliban ingenomen. Ik heb inmiddels zelf een gezin en ben met mij n vrouw en kinderen naar Tarin Kowt gevlucht. Ik werkte als trainer en leerkracht voor verschillende westerse organisaties, waaronder USAID en Save the Children. Daardoor ben ik mij n leven in Deh Rawood niet meer zeker. Er is in mij n land nog steeds een kwaadaardige oorlog gaande. Terroristen van Al Qaeda en IS worden in de door de Taliban gedomineerde gebieden als gasten verwelkomd. Zij verwoesten de infrastructuur en vermoorden mensen die hoogopgeleid zij n. Het is er hier, zacht gezegd, niet beter op geworden sinds de Nederlanders zich teruggetrokken hebben uit Uruzgan. Ik vind het heel belangrij k dat de wereld dat weet. We mogen niet vergeten worden.’
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92 |
Page 93 |
Page 94 |
Page 95 |
Page 96 |
Page 97 |
Page 98 |
Page 99 |
Page 100 |
Page 101 |
Page 102 |
Page 103 |
Page 104 |
Page 105 |
Page 106 |
Page 107 |
Page 108